... de regels voor verkleinwoorden correct toepassen;
... heb je jouw kennis over zinsbegrenzing opgefrist.
Slide 3 - Tekstslide
§7.4, 7.5 en 7.6
Stil zelf theorie lezen en oefenen in de online methode
Of meeluisteren naar een paar onderdelen uit de theorie
Slide 4 - Tekstslide
09:10 uur starten we weer!
Slide 5 - Tekstslide
Leestekens: puntkomma
Een puntkomma betekent 'en'. Op deze plaatsen zet je een puntkomma:
Tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen De afgelopen winter was nogal streng; met name in januari heeft het flink gevroren.
Tussen delen van opsommingen, vooral als het om zinnen gaat: Een vakantie in de tent van Eurocamp heeft diverse voordelen: u verblijft op een camping met 4 of 5 sterren; er staat een compleet ingerichte tent voor u klaar; onze eigen medewerkers zijn aanwezig om u te helpen en er zijn geen kosten voor schoonmaak of borg.
Slide 6 - Tekstslide
Leestekens: aanhalingstekens
Citaat: De roman De avonden van Gerard Reve eindigt met de beroemde zin ‘Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap’.
Directe rede: 'Het wordt tijd voor internationale onderhandelingen’, merkte de diplomaat op. (let op de plek van komma)
Aangeven dat het woord een andere betekenis heeft dan normaal: Dat de bouw van de muur langs de grens met Mexico niet opschiet, is het zoveelste ‘succes’ van de Amerikaanse president.
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis: Schrijf je ‘onmiddellijk’ met twee d’s en twee l’en?
Slide 7 - Tekstslide
Meervoud: 's
Bij afkortingen: vwo’ers, dvd’s
In woorden die eindigen op a, i, o, u, y, de klinkers uit het ezelsbruggetje: ik hou van ys → ’s:
taxi’s, piano’s, paraplu’s, lama’s, jury’s
Slide 8 - Tekstslide
Meervoud: woorden op -ie
Klemtoon op -ie → meervoud + -ën: industrie – industrieën
Klemtoon niet op -ie → meervoud + -n; en trema op de e die er al staat: porie – poriën
Slide 9 - Tekstslide
Meervoud: woorden op -ie
1 knie - 2 knie....
1 bacterie - 2 bacterie....
1 porie - 2 porie....
1 allergie - 2 allergie....
Slide 10 - Tekstslide
Verkleinwoorden: apostrof
Wanneer het woord eindigt op een y en de letter daarvoor is een medeklinker: buggy - buggy'tje
Afkortingen: dvd’tje, A4’tjes, 6’jes
Slide 11 - Tekstslide
Uitleg
Stil zelf theorie lezen en oefenen in de online methode
Of meeluisteren naar een paar onderdelen uit de theorie
Slide 12 - Tekstslide
Zinnen correct begrenzen
Vanmorgen wilde ik ontbijten ik had alleen niks in huis dus ik heb onderweg naar school snel nog wat gekocht.
Vanmorgen wilde ik ontbijten, maar ik had niks in huis. Ik heb toen onderweg naar school snel nog wat gekocht.
Slide 13 - Tekstslide
Hoofdzinnen verbinden 1
Vandaag gaat Peter naar de bibliotheek. Hij heeft zijn boeken al weer uit.
Vandaag gaat Peter naar de bibliotheek, want hij heeft zijn boeken al weer uit.
Gebruik de nevenschikkende voegwoorden en, of, maar, want en dusom hoofdzinnen te verbinden.
Plaats een komma voor de voegwoorden maar, want en dus.
Slide 14 - Tekstslide
Hoofdzinnen verbinden 2
Gebruik een puntkomma als twee hoofdzinnen inhoudelijk nauw met elkaar samenhangen.
Bijna dezelfde functie als de punt; hij sluit de zin af.
De mededeling na de puntkomma is vaak net niet belangrijk genoeg om in een aparte zin op te nemen.
'We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.'
Slide 15 - Tekstslide
Hoofdzinnen verbinden 3
Gebruik de dubbele puntom twee zinnen te verbinden, als de tweede zin een verklaring bevat bij de eerste zin.
Je kunt in plaats van de dubbele punt dan namelijk of want denken.
'Mijn vrienden hadden een topavond in het stadion: hun club heeft weer gewonnen.'
Slide 16 - Tekstslide
Hoofd- en bijzinnen verbinden
Ik heb maar een regenpak aangetrokken. Omdat het is gaan regenen. (?)
Gebruik voegwoorden, zoals als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, omdat, terwijl, tenzij, tot, toen, voordat, zodat, zodra.
Plaats voor het voegwoord een komma en schrijf de bijzin niet als losse zin!
Slide 17 - Tekstslide
Let op de leesbaarheid!
Verbind zinnen aan elkaar met voegwoorden, puntkomma of dubbele punt, maar:
Maak je zinnen niet te lang!
Gemiddeld 20 woorden per zin
Varieer een beetje: wissel langer en kort met elkaar af
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag
Oefenen met de opdrachten uit de online methode:
7.4, 7.5 en 7.6
Slide 19 - Tekstslide
Even checken
Wanneer krijgen woorden op -ie +en en wanneer alleen +n?