Begeleiden, periode 1, les 2

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het ondersteuningsproces Les 2

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Open vraag

Wat gaan we doen deze periode
Les 1:Ondersteuningsproces en begeleiding en ondersteuning geven
Les 2:Zelfregie en methodisch werken
Les 3: Stappen in het ondersteuningsproces
Les 4:  Verzamelen van informatie en vaststellen van behoeften en problemen
Les 5: Doelen formuleren/ plan maken
Les 6: Uitvoeren van de activiteiten volgens planning

Slide 4 - Tekstslide


  • Welkom 
  • AWR
  • Terugblik
  • waar zijn wij
  • Filmpje
  • Theorie
  • Opdracht





Slide 5 - Tekstslide

Wat is een vertrouwensrelatie?

Slide 6 - Open vraag

Waarom moet je professionele afstand bewaren?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Zelfregie
In je werk als begeleider kom je in allerlei situaties waarbij cliënten steeds meer moeten inleveren op het gebied van bijvoorbeeld zelfredzaamheid. Andersom krijg je te maken met cliënten die misschien eerst onder begeleiding, maar daarna waar mogelijk toch steeds zelfstandiger het leven weer beter aan kunnen. Het uitgangspunt van de participatiemaatschappij is dat de cliënt in elk van die situaties zo veel mogelijk de eigen regie blijft voeren. 

Slide 9 - Tekstslide

Het is zaak dat je daarbij steeds een juiste balans weet te vinden tussen ‘zorgen voor’ en ‘zorgen dat’. De begeleiding die je biedt, moet passen bij de wensen, mogelijkheden en voorkeuren van de cliënt. Als begeleider ben je niet sturend, maar volgend en ondersteunend bij het in kaart te brengen van de behoeften van de cliënt: je biedt niet meer, maar ook niet minder zorg dan nodig is.

Slide 10 - Tekstslide

Vaak kan de cliënt de eigen vraag of behoefte niet goed naar voren brengen. Het is onderdeel van jouw vak om ook goed te kunnen inschatten wat er wordt bedoeld door de cliënt.
Tegelijk zie je dat de cliënt zelf ook steeds mondiger en actiever wordt en mee wil denken of invloed wil uitoefenen bij de invulling en de uitvoering van het ondersteuningsplan. Daar passen de begrippen zelfregie, eigen kracht, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid bij. Deze begrippen lijken op elkaar, maar toch zijn er verschillen:

Slide 11 - Tekstslide

  • zelfregie gaat om zelf bepalen en beslissingen nemen: ‘Wat wil ik?’;
  • eigen kracht gaat om wat iemand zelf of samen met zijn omgeving kan: ‘Wat kan ik?’;
  • zelfredzaamheid gaat om zelfstandig kunnen meedoen en zelf dingen kunnen regelen: ‘Wat heb ik (nog) nodig?’
  • eigen verantwoordelijkheid gaat om zelf moeten of mogen: ‘Wat moet ik of wat mag ik zelf doen?’



Slide 12 - Tekstslide

Keukentafelgesprek
In de begeleiding bij mensen thuis zul je hierover ‘aan de keukentafel’ in gesprek gaan. Het gesprek is zeker niet bedoeld voor de gezelligheid, maar is een zakelijk gesprek over de situatie van de cliënt en de benodigde begeleiding en zorg.

Slide 13 - Tekstslide

'keukentafelgesprek'

Slide 14 - Tekstslide

Dit betekent voor jou als begeleider dat je:

  • in staat bent de cliënt en zijn naasten op een constructieve manier bij het gesprek te betrekken;
  • kunt uitleggen wat begrippen als ‘zelfregie’ en ‘in eigen kracht komen’ betekenen en wat verwacht wordt van de cliënt;
  • het netwerk van de cliënt in kaart kunt brengen en weet te mobiliseren.


Slide 15 - Tekstslide

Welke betekenissen horen bij de uitleg?
Zelfregie
Eigen kracht
Zelfred
zaamheid
Eigen 
verant-
woordelijk-
heid
Gaat om wat iemand zelf of samen met zijn omgeving kan: 'Wat kan ik?'
Gaat om zelf moeten of mogen: 'Wat moet ik of wat mag ik zelf doen?'
Gaat om zelf bepalen en beslissingen nemen: 'Wat wil ik?'
Gaat om zelfstandig kunnen meedoen en zelf dingen kunnen regelen: 'Wat heb ik (nog) nodig?'

Slide 16 - Sleepvraag

Grenzen aan zelfredzaamheid
De zelfredzaamheid van cliënten heeft ook grenzen. Het moet niet zo zijn dat mensen onder het mom van zelfredzaamheid te weinig zorg en begeleiding krijgen. Vaak lukt het niet een beroep te doen op het sociale netwerk van de cliënt. De contacten met buren zijn oppervlakkig, de familie woont niet in de buurt of cliënten zelf willen hun naasten niet extra belasten met een hulpvraag.

Slide 17 - Tekstslide

Een ander probleem is dat de druk op de mantelzorg en het sociale netwerk gewoonweg te groot wordt. Wat betekent het voor relaties tussen bijvoorbeeld ouders en kinderen als er te veel een beroep op mantelzorg wordt gedaan? Mantelzorgers zorgen goed voor de ander, maar vaak minder goed voor zichzelf. Huisartsen krijgen dagelijks te maken met overbelaste mantelzorgers, vooral vrouwen. Zij hebben als opvoeders niet alleen de zorg voor hun eigen gezin, maar ook voor hun oude ouders en zieke vrienden of kennissen in hun buurt.

Slide 18 - Tekstslide

Methodisch werken

Bij het geven van begeleiding hanteer je een vaste werkwijze. Dit heet methodisch werken en houdt in dat je steeds een aantal stappen doorloopt, die je na afloop evalueert.

Methodisch werken is ordelijk, volgens regels of een bepaalde werkwijze te werk gaan om een doel te bereiken.

Slide 19 - Tekstslide

Door methodisch te werken ga je gestructureerd na wat de wensen en mogelijkheden zijn van de cliënt. Samen met de cliënt en zijn netwerkt en in afstemming met collega’s en andere hulpverleners maak je duidelijke afspraken met de cliënt die je vastlegt in een ondersteuningsplan.

Methodisch werken is een cyclisch proces. Dat wil zeggen dat je op basis van de evaluatie je zorg of begeleiding zo nodig bijstelt, zodat de zorg afgestemd blijft op de cliënt.

Slide 20 - Tekstslide

volgende week
Volgende week gaan we het hebben over stappen in het ondersteuningsproces. 

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Maken van Thieme Meulenhoff
boek: Begeleider Specifieke Doelgroepen
1.3 opdracht 1 t/m 2

Slide 22 - Tekstslide

The end

Slide 23 - Tekstslide

Wat heb je van deze les opgestoken?

Slide 24 - Open vraag