V3 - K6: Paragraf E- Grammatik

V3 - Woche 23 - Stunde 2
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

V3 - Woche 23 - Stunde 2

Slide 1 - Tekstslide

Planung
Weißt du es noch? Grammatik: 
  • voorzetsels met de 3e en 4e naamval
  • zinsontleding 
  • persoonlijk voornaamwoorden 
  • der-groep & ein-groep

 Naamvallen: alles zusammen
  •  Keuzevoorzetsels 3e /4e naamval
       
Benodigde voorkennis
  • Je kent de vaste voorzetsels met de 3e en 4e naamval.
  • Je kunt een zin ontleden. 
  • Je kent de persoonlijk voornaamwoorden en de der-groep & ein-groep in de 1e, 3e, 4e naamval.

Nieuw leerdoel
  • Ik ken de keuzevoorzetsels en kan ze gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Hoe belangrijk de naamvallen zijn voor de communicatie blijkt wel uit onderstaande afbeeldingen.

Slide 3 - Tekstslide

voorzetsels 3e naamval
voorzetsels 4e naamval
mit
entlang
durch
bei
seit
um
gegenüber
bis
von
nach
zu
aus
für
ohne
gegen

Slide 4 - Sleepvraag

1e naamval

4e naamval
3e naamval
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
Vraag: 
wie / wat + gezegde?
Vraag: 
wie / wat + gezegde + onderwerp?
Vraag: aan/voor
wie / wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 5 - Sleepvraag

1e naamval (Nominativ)
Persoonlijk
voornaamwoord
Der- groep: de lidwoorden (de/het)
Ein - groep: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser, ihr-, Ihr-
wie/wat + gezegde ?

Slide 6 - Tekstslide

4e naamval (Akkusativ)
Persoonlijk
voornaamwoord
Der- groep: de lidwoorden (de/het)
Ein - groep: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser, ihr-, Ihr-
wie/wat + gezegde + onderwerp? =lv

Slide 7 - Tekstslide

3e naamval (Dativ)
Persoonlijk
voornaamwoord
Der- groep: de lidwoorden (de/het)
Ein - groep: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser, ihr-, Ihr-
aan wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdensvoord?=mwv

Slide 8 - Tekstslide

Ich fahre mit .... Zug (m) nach München.

(Hilfsmittel: S.155)
A
der
B
den
C
dem
D
die

Slide 9 - Quizvraag

Ohne .... (mijn) Lieblingsmusik ( v) kann ich nicht lernen.

(Hilfsmittel S.155)
A
meinen
B
meiner
C
mein
D
meine

Slide 10 - Quizvraag

Bei (onze)...... Lehrerin dürfen wir nicht miteinander sprechen.

(Hilfsmittel S.155)
A
unserer
B
unserem
C
unsere
D
unseren

Slide 11 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels 
(Wechselpräpositionen)
  • an: aan, op
  • auf: op
  • hinter: achter
  • in: in, over
  • neben: naast
  • über: boven
  • unter: onder
  • vor: voor
  • zwischen:tussen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

* vaak kan je aan het werkwoord zien of er sprake is van ergens zijn (3e) of beweging (4e).

Slide 15 - Tekstslide

3e of 4e naamval:

Unsere Schule liegt in einer Stadt.
A
3e
B
4e

Slide 16 - Quizvraag

3e of 4e naamval:

Sabine stellt die Schuhe in den Schrank.
A
3e
B
4e

Slide 17 - Quizvraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 18 - Quizvraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? 
Antwoord: ligt op de tafel. Dus 3e naamval.

Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).
3de naamval -> der (1)                 dem (3).

Slide 19 - Tekstslide

Grammatik: Keuzevoorzetsels
Machen: K6 E Grammatik Aufgabe 18, 19, 20, 21, 22 (S.106)
Zeit: diese Stunde
Hilfsmittel: Uitleg schema (S.106/107)
Lastig = instructietafel docent

Fertig = leren Gesprächsfertigkeit (Zinnen Sprachmittel K4/K5 im Buch)


Slide 20 - Tekstslide

Nächste Stunde
Weißt du es noch? - Keuzevoorzetsels

Naamvallen: Alles durcheinander

Slide 21 - Tekstslide

V3 - Woche 23 - Stunde 3

Slide 22 - Tekstslide

Planung

Weißt du es noch? - keuze voorzetsels 3e/4e naamval

 Naamvallen: alles zusammen
  • Besprechen: stappenplan naamvallen
  • Machen: K6 Grammatik Aufgabe 18-28
       
Benodigde voorkennis
  • Je kent de vaste voorzetsels met de 3e en 4e naamval.
  • Je kunt een zin ontleden. 
  • Je kent de persoonlijk voornaamwoorden en de der-groep & ein-groep in de 1e, 3e, 4e naamval.

Nieuw leerdoel
  • Je kunt de 1e, 3e en 4e naamval in een zin gebruiken. 

Slide 23 - Tekstslide

Check: Ik ken de keuzevoorzetsels en kan ze gebruiken.

Na een keuze voorzetsel volgt de 4e naamval als er sprake is van....
A
plaats /ergens zijn
B
tijdsbepalingen
C
noodgeval
D
beweging / verplaatsing

Slide 24 - Quizvraag

Check: Ik ken de keuzevoorzetsels en kan ze gebruiken.

Na een keuze voorzetsel volgt de 3e naamval als er sprake is van....
A
plaats / ergens zijn
B
tijdsbepalingen
C
noodgeval
D
beweging / verplaatsing

Slide 25 - Quizvraag

Vul in.

Das Auto steht vor d...…. Garage (v)

Slide 26 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat vor d.... garage (v).
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'staat' is geen beweging. Je kunt vragen 'waar'? Dus 3de naamval vrouwelijk.

Dus: Das Auto steht vor der Garage (v)

Slide 27 - Tekstslide

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 28 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'vallen' is een beweging.
Dus Akkustiv (4de naamval) mannelijk.

Dus: Das Heft fällt auf den Boden (m).


Slide 29 - Tekstslide

Stappenplan naamvallen

Slide 30 - Tekstslide

Beispiele: 1e naamval (Nominativ)
Das Handy ist kaputt.                 --> ow --> 1e naamval (der-groep)

Mein Handy ist Kaputt.              --> ow --> 1e naamval (ein-groep)

Es ist kaputt.                                     --> ow --> 1e naamval (persoonlijk vnw.)

Slide 31 - Tekstslide

Beispiele: 4e naamval (Akkusativ)
Das Handy ist für meinen Bruder.                   --> voorzetsel 4e naamval (ein-groep)

Mein Bruder hat den Job bekommen.         --> lv --> 4e naamval (der-groep /pers.vnw )

Ohne dich ist die Party langweilig.                  -->  voorzetsel 4e naamval (pers. vnw.)

Slide 32 - Tekstslide

Beispiele: 3e naamval (Dativ)
Der Junge schenkt seiner Freundin die Tickets nach Spanien.  --> mw. voorwerp

Er fliegt mit ihr/ seiner Freundin nach Spanien.       --> voorzetsel 3e naamval 


Slide 33 - Tekstslide

Vater gibt (zijn) ..... Kinder... nur wenig Taschengeld.

(Hilfsmittel S.155)
timer
1:00

Slide 34 - Open vraag

Ich habe (mijn) ...... Chef (m) endlich mal (de) ...... Wahrheit (v) gesagt.

Slide 35 - Open vraag

Ich habe (hem)...... im Krankenhaus besucht.

(Hilfsmittel S.155)

Slide 36 - Open vraag

(De) .... Auto (o) steht in (onze) .... Garage (v).

(Hilfsmittel S.156)
timer
1:00

Slide 37 - Open vraag

Herr Mayer, können Sie etwas für (mij)....
tun?

Hilfsmittel(S.156)
timer
1:00

Slide 38 - Open vraag

(Hij).... stellt sich neben (de)... Mann.

(Hilfsmittel S.156)
timer
1:00

Slide 39 - Open vraag

und jetzt üben
Machen: Kapitel 6 - Paragraf E: Grammatik Aufgabe 18 - 28 (S.106)
Hilfsmittel: Übersicht Grammatik  Buch B (S.155)
Zeit: diese Stunde
Lastig? --> Instructietafel docent

Klaar:
  • Vorbereitung toets Gesprächsfertigkeit (lernen Sprachmittel K4 und K5) 

Slide 40 - Tekstslide

Jungs, ich möchte ich mich bei ..... (jullie)
bedanken.
timer
1:00

Slide 41 - Open vraag

Die Mutter gibt (de).... Kindern
eine Banane.
timer
1:00

Slide 42 - Open vraag

Alle Herren (mv) hatten ein…. schwarzen Anzug (m) an.
timer
1:00

Slide 43 - Open vraag

Wir haben einen lieben Hund. Wir fahren nie in (de) ........ Urlaub (m) ohne .......(hem).
timer
1:00

Slide 44 - Open vraag

Nächste Stunde
Weektaak bespreken: 
  • K6 E Grammatik Aufgabe 18 - 28

    Gesprächsfertigkeit:  vorbereiten V3duF

    Slide 45 - Tekstslide