Oefen voor de toets!

Oefentoets!
1 basis(kader)
Thorbecke Scholengemeenschap
locatie vmbo-PrO
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets!
1 basis(kader)
Thorbecke Scholengemeenschap
locatie vmbo-PrO

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Mijn nichtjes (houden) allebei veel van koken.

Slide 2 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Wanneer (werken) jij in de bioscoop?

Slide 3 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Ik (proeven) alleen maar peper.

Slide 4 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Mijn hond (ontsnappen) elke keer ui zijn hok.

Slide 5 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Jij (studeren) toch sportkunde?

Slide 6 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

De kat (miauwen) tegen mijn zusje.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

(luisteren) je vriend wel naar jouw verhaal?

Slide 8 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

(luisteren) jij wel naar mijn verhaal?

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn sterke werkwoorden?

Slide 10 - Open vraag

Geef - door te slepen - aan of de onderstaande werkwoorden zwakke of sterke werkwoorden zijn.
STERK
WERKWOORD
ZWAK
WERKWOORD
antwoorden
bijten
drinken
fietsen
lachen
raken
slaan
slapen

Slide 11 - Sleepvraag

Buiten de koelkast … het eten snel
A
bedorf
B
bedierf

Slide 12 - Quizvraag

De dief … waardevolle spullen
A
stal
B
steelde

Slide 13 - Quizvraag

Mijn schoenen … heel erg snel
A
sleten
B
slieten

Slide 14 - Quizvraag

De keeper … de bal nog net
A
ving
B
vong

Slide 15 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Ik (betalen) de rekening.

Slide 16 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Wij (klappen) in onze handen.

Slide 17 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Jij (sprinten) naar buiten.

Slide 18 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Lex (tekenen) een viool.

Slide 19 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Bodil (dragen) een nieuwe broek.

Slide 20 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

De boten (drijven) langzaam weg

Slide 21 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Achmed (springen) over de kast.

Slide 22 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Jullie (verdwijnen) wel heel snel.

Slide 23 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

De oude eieren (stinken) verschrikkelijk!

Slide 24 - Open vraag