h30 stilistische middelen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Les 30 ('Ad portas'), regel 6-10.
Is er in deze regels sprake van retorische vragen? Leg uit waarom wel of waarom niet.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Tekst 30 ('Ad portas'), regel 12-16
a. Citeer uit deze regels een woordgroep waarop zowel een polysyndeton als een trikolon is toegepast.
b. Is het trikolon volgens jou ook crescens? Leg uit waarom wel of waarom niet.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Tekst 30 ('Ad portas'), regel 17-20.
Citeer uit deze regels de twee verschillende tekstelementen waarop twee verschillende vormen van alliteratie zijn toegepast.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Tekst 30 ('Ad portas'), regel 17-23
Noteer de regelnummers waarin sprake is van een anafoor.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Tekst 30 ('Ad portas'), regel 19-20.
Maak duidelijk dat in regel 19-20 sprake is van een chiasme.  Doe dat door in onderstaande zin de vier woorden die het chiasme vormen, naar de juiste plek te slepen. Verander de woordvolgorde in de zin niet. Dus: oculi kan bijvoorbeeld niet ná cunctorum komen te staan.
Let op: je houdt twee woorden over die geen onderdeel uitmaken van het chiasme! Laat die gewoon staan.

Probeer ook voor jezelf vast te stellen waarom er sprake is van een chiasme.
Met andere woorden: wat hebben woorden A&A met elkaar gemeen, en wat woorden B&B?

            
A
B
B
A
Oculi
cunctorum
curiae
ad
ianuas
intendebantur:

Slide 20 - Sleepvraag