Horatius Cocles 3a

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoelang heb je geleerd voor vandaag? Antwoord op de schaal in minuten.
0100

Slide 2 - Poll

R. 1-2 Cum hostes adessent, pro se quisque in urbem ex agris demigrant;
Welk volk zijn de "hostes"?

Slide 3 - Open vraag

r. 2 in urbem ex agris demigrant;
over welke stad gaat het? Geef als antwoord een citaat uit het vervolg van de tekst

Slide 4 - Open vraag

Uit het woordenboek:

Slide 5 - Tekstslide

R. 3 Tiberi is een:
A
gen. subjectivus bij obiecto
B
abl. in ablabs Tiberi obiecto
C
abl. causae
D
zowel B en C zijn mogelijk

Slide 6 - Quizvraag

obiecto r. 3 komt van

obiectus 1 PPP
obiectus 2 ZN
kan allebei

Slide 7 - Poll

id munimentum 'hem als bolwerk':
leg uit wat er eigenlijk mis is aan deze aantekening uit je boek:

Slide 8 - Open vraag

Qui r. 6: hier is sprake van
A
een bijv. gebruikt vragend vnw
B
een betrekkelijke bijzin
C
een relatieve aansluiting
D
een BTVMIA

Slide 9 - Quizvraag

forte r. 6: dit is een
A
bijwoord afgeleid van fors
B
abl. van fortis
C
bijwoord afgeleid van fortis
D
abl. van fors

Slide 10 - Quizvraag

De vorige vraag kan ook anders:
Leg duidelijk uit wat er mis is gegaan in de volgende vertalingen van r. 6-7 positus t/m pontis:
vertaling a: nadat hij dapper was neergezet bij de wachtpost van de brug 
vertaling b: nadat hij was neergezet bij de dappere wacht van de brug

Slide 11 - Tekstslide

Welk PPP maakt deel uit van een infinitivus in een AcI?
A
captum r. 7
B
citatos r. 8
C
transitum r. 12
D
excepturum r. 17

Slide 12 - Quizvraag

gen. partitivus
gen. objectivus
gen. sujectivus
gen. possessivus
pontis r. 7
deum r. 11
hostium r. 13
hostium r. 16

Slide 13 - Sleepvraag

coniunctivus obliquus
coniunctivus irrealis
coniunctivus finalis
coniunctivus na cum historicum
fuisset r. 4
vidisset r. 7
reliquissent r. 13
interrumpant r. 16
posset r. 17

Slide 14 - Sleepvraag

Citeer uit de tekst vanaf r. 6 het tekstelement
(... t/m ...) waarin je een trikolon, polysyndeton én een climax herkent.

Slide 15 - Open vraag

Citeer uit de tekst vanaf r. 6 het tekstelement
(... t/m ...) waarin je een trikolon, asyndeton én een climax herkent.

Slide 16 - Open vraag

bekijk de afbeelding: citeer het Latijnse woord dat bewijst dat deze weergave niet klopt

Slide 17 - Open vraag