In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Kennistest 4 vwo hoofdstuk 4
Pak je boek erbij Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Een stereotype is een....
A
Vorm van discriminatie
B
Een overdreven beeld beeld van een groep mensen.
C
Feit
D
Een mening over iemand zonder dat je diegene echt kent.
Slide 2 - Quizvraag
Perceptie is de manier waarop je de werkelijkheid ervaart en inkleurt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen stereotype en geografisch beeld?
A
Stereotype is een mening, geografisch beeld feiten
B
Stereotype is een feit, geografisch beeld mening
C
Geografisch beeld verandert, stereotype niet
Slide 4 - Quizvraag
Door de grote culturele diversiteit werden er veel talen gesproken in Zuid-Amerika. Hoe kun je het probleem om met elkaar te kunnen communiceren ondervangen?
Slide 5 - Open vraag
Welk verband is er tussen huidskleur en behaald onderwijsniveau?
Slide 6 - Open vraag
Verbind de omschrijving bij het juiste begrip
Bevolkingsspreiding
Bevolkingsdichtheid
Verstedelijking
Het gemiddeld aantal inwoners per km2
De groei van stedelijke gebieden doordat mensen van het platteland naar de stad trekken
De verdeling van de bevolking over een gebied
Slide 7 - Sleepvraag
Als de verstedelijkingsgraad hoog is, is het verstedelijkingstempo...
A
hoog
B
laag
C
hetzelfde
Slide 8 - Quizvraag
Verbind de bevolkingsdiagrammen met de plek in het Demografische Transitiemodel
Slide 9 - Sleepvraag
Wat is sociale bevolkingsgroei?
A
Aantal sterfgevallen -geboorten
B
Aantal geboorten -sterfgevallen
C
Aantal emigranten -immigranten
D
Aantal immigranten -emigranten
Slide 10 - Quizvraag
Politieke stroming die de nadruk legt op een sterke en directe band tussen de leider en de grote massa van het volk en die uitgaat van de tegenstelling tussen enerzijds de heersende klasse en de gevestigde orde en anderzijds het volk.
A
Populisme
B
Neoliberalisering
C
Good governance
D
cliëntelisme
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een oligarchie?
A
Een bestuursvorm waarbij het volk bepaalt.
B
Een bestuursvorm waarbij de macht ligt bij een klein groepje.
C
Een bestuursvorm waarbij de macht centraal ligt.
D
Een bestuursvorm waarbij de koning de baas is.
Slide 12 - Quizvraag
In welk antwoord staan de politieke ontwikkelingen van Zuid-Amerika in de juiste volgorde vanaf 1500 tot heden
De opbouw van een stad. Waar in een Zuid-Amerikaanse stad wonen de arme mensen? En waar de rijke?
Slide 15 - Tekstslide
De opbouw van een stad. Waar in een Zuid- Amerikaanse stad wonen de arme mensen? En waar de rijke? Noem in je antwoord de bijbehorende cijfers uit de dia.
Slide 16 - Open vraag
Verstedelijking: wat is het verschil tussen verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo?
Slide 17 - Open vraag
Wat is urban sprawl?
A
De groei van etnische wijken in de stad
B
Het verkleinen van een stedelijk gebied
C
Het vervuilen van stedelijk gebied
D
De enorme verspreiding van de voorsteden over het platteland
Slide 18 - Quizvraag
Sommige oorspronkelijke bewoners voelen zich niet meer op hun gemak in hun wijk door de nieuwkomers. Ze gaan dan verhuizen. Zo komen steeds meer huizen vrij voor nieuwe groepen migranten. Dit noem je:
A
Invasie
B
Successie
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent het begrip 'remittances' ?
A
migranten zien het als een plicht om de familie die ze hebben achter gelaten financieel te ondersteunen
B
kinderen trouwen al veel vaker buiten de gemeenschap