KUA A5 Hoe antwoorden op toetsen en Quayn

Uitleg; hoe een toets te maken


tips en  tricks

EN uitleg over Quayn
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Uitleg; hoe een toets te maken


tips en  tricks

EN uitleg over Quayn

Slide 1 - Tekstslide

Tips voor het leren - Algemeen
  1. Focus met leren niet op details, maar op de grote lijnen.
  2. Geen jaartallen stampen, wel begrippen beheersen.
  3. Het gaat om toepassen van kennis op bronnen (afbeeldingen, luister/videofragmenten, teksten).
  4. Het gaat om verbanden leggen tussen kunstdisciplines onderling en tussen kunst en de tijdsgeest. (geschiedenis).
  5. Haal altijd weer de vormgeving en voorstelling erbij als dit gevraagd wordt.

Slide 2 - Tekstslide

Tips & Tricks

Slide 3 - Tekstslide

Verbanden leggen tussen kunstdisciplines
Voorbeeld:
Zowel bij beeldende kunst als in theater zien we het gegeven

“ter lering en ter vermaak” 

Moraal en vermaak gaan samen, dit is een overeenkomst
tussen de twee discp.
 
 

Slide 4 - Tekstslide

Verbanden leggen tussen tijdsgeest & kunsten
Voorbeeld: Tijdens de 17e eeuw is Nederland erg welvarend, te danken aan de VOC. Er werden veel buitenlandse goederen geïmporteerd en dat werd ook verbeeld op de schilderijen. 



Echter waren de Nederlanders altijd bewust dat succes een keerzijde heeft en het tijdelijk kan zijn. Deze boodschap zien we o.a. terug in de Vanitas stillevens, die wijzen op de vergankelijkheid en tijdelijkheid van het leven en schoonheid.

Slide 5 - Tekstslide

Toepassen tijdens de toets
Wees duidelijk en gebruik de termen, begrippen en namen, die we hebben gelezen in de lessen.
HAND methode is ook goed (Herhalen, Antwoorden, Noem bewijs (begrippen) en Dus/daarom...) als leidraad te gebruiken.
Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis.

Staat er een begrip in de vraag? Neem het begrip ALTIJD op in je antwoord.


Slide 6 - Tekstslide

Kijk- en luistervragen
Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde aspecten kunt herkennen.

GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk
               licht-donker contrast te zien” .


FOUT: “beetje donkere kleuren”
Formuleer helder!

Slide 7 - Tekstslide

voorbeeld 1
Bekijk het schilderij van Willem Claesz Heda. 

Duidelijk is dat Heda een realistische weergave wil nastreven in zijn werk. 
Beschrijf een aspect van de vormgeving dat aansluit op het realisme en geef een voorbeeld wat te zien is in het schilderij. 
(2 punten)

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Foute antwoorden
  1. “de kleuren” (geen voorbeeld, geen beschrijving) 
  2. “Het is een stilleven” (dit is de voorstelling, geen vormgeving) 
  3. Gedetailleerde schilderstechniek met veel stofuitdrukking>dit is hanteringswijze en valt niet onder vormgeving 

Goede antwoorden
  1. Aspect van de vormgeving: KLEUR. De kleuren die hier gebruikt worden zijn de natuurlijke kleuren van de voorwerpen. VOORBEELD: Een voorbeeld hiervan is het de bokaal met wijn in rechts van het midden in het schilderij. OF de aangesneden appeltaart links van het midden (1 punt) 
  2. OF: Aspect van de vormgeving: LICHT. Er is een slagschaduw te zien aan de juiste kant van het voorwerp. VOORBEELD: je ziet een slagschaduw rechtsonder het bord op het tafellaken, de lichtbron komt van linksboven 
  3. UITLEG: Dit kenmerk sluit aan op het realisme, omdat .........
Beschrijf een aspect van de vormgeving dat aansluit op het realisme en geef een voorbeeld wat te zien is in het schilderij.(2 punten)


Aspect v/d vormgeving
Vorm
Kleur
Licht
Ruimte
Compositie


Slide 9 - Tekstslide

 Werk netjes
Als om een opsomming gevraagd wordt bijv. “Noem 4 genres van schilderkunst”; nummer deze middelen dan ook!

goed antwoord:
1. landschap
2. stilleven
3. genrestuk
4. historiestuk

Slide 10 - Tekstslide

 Wees duidelijk
Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die niks van het onderwerp heeft gelezen of gehoord.

Veel vragen beginnen met “ omschrijf” of “bespreek” , dat zijn vaak lange antwoorden. Kijk ook goed of een vraag uit twee delen bestaat. Bijvoorbeeld een vraag met “ beschrijf”  en “ verklaar” . Je moet dan iets beschrijven  en verklaren, dus twee dingen doen.
 
 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld onduidelijk antwoord
Vraag: ”Welke maatschappelijke factor kun je noemen voor het ontstaan van de marktwerking (= een begrip te vinden in je begrippenlijst!) binnen de beeldende kunsten inde 17e eeuw? Verklaar je antwoord” (1 punt)

Onvoldoende antwoord:” de welvaart van de heersende burgerij'' (in principe is dit wel een factor maar er wordt niets VERKLAARD van hoe het dan kwam dat daardoor er een marktwerking ontstond binnen de beeldende kunsten in de 17e eeuw).



Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld duidelijk antwoord
Goed antwoord:  FACTOR voor het ontstaan van de marktwerking binnen de beeldende kunsten in de 17e eeuw was de groeiende welvaart van de burgerij .
 
OF: Door de welvarende positie van Nederland in de wereldhandel, o.a. door de WIC, waren de burgers rijk.

OF: Nederland een republiek en was er geen staatshoofd of kerk die aan de macht stond en de belangrijkste opdrachtgever was voor de kunsten, de burgers waren de opdrachtgevers.

Verklaring:
De burgers wilden hun status laten zien door de aanschaf van schilderijen. Om tegemoet te komen aan de vraag van de burgers, specialiseerden schilders zich in een genre (bijv portretkunst) om zo sterk in de markt te staan. Ook waren er schilders met zowel hoge als lage prijsklassen, zodat er voor iedere burger wel iets te koop was.
 


Slide 13 - Tekstslide

Taalgebruik
Beantwoord de vraag in goede Nederlandse zinnen.
Doe dat door DE KERN de vraag in het antwoord te herhalen.

Zo kan je zelf ook controleren of je de vraag compleet hebt beantwoord. Staat er een begrip in de vraag? 
(Bv vormgeving, voorstelling etc?)  >>herhaal altijd het begrip in je antwoord


Slide 14 - Tekstslide

Taalgebruik
Gebruik niet te veel algemene termen, zoals :
“men, het, hij, de mensen”

Zeg duidelijk om wie het gaat en waarover het gaat. ”De burgers”, “het publiek” , “de opdrachtgever”, “de kunstenaar Heda” etc..



Slide 15 - Tekstslide

Opdracht toetsvraag voorbeeld
Laten we een vraag maken om te testen of jullie de manier van beantwoorden door hebben. 

1. Noem een verschil tussen een klucht en een genrestuk. 

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord
Bij vragen over overeenkomsten en verschillen compleet uitleggen en dus beide zaken benoemen.
 
1. Noem een verschil tussen een klucht en een genrestuk.

FOUT: Een genrestuk is een type schilderij, een klucht niet.
Waarom is dit nog niet goed? Omdat er niet wordt uitgelegd wat een klucht wel is.

GOED: Een genrestuk is een genre binnen de schilderkunst, een klucht is een vorm van theater.

Slide 17 - Tekstslide

Quayn
Oortjes/koptelefoon met snoer mee
via magister Quayn openen
code invoeren
toets op papier maken 

Slide 18 - Tekstslide