Oefenen Nederlands 1B3. Van alles wat.

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Nederlands

Wat leer je in deze les:

1. Begrijpend lezen: de hoofdpersoon/ bijpersoon in een tekst.

2. Woordenschat.                                                                                             

 3. Zelfstandig naamwoord.                                                                              4. Tegenwoordige tijd/ verleden tijd/ voltooid deelwoord.                                                         

                                                                                 

Begrijpend  Lezen.

Toen Vera 's ochtends de hal van de school in kwam, zag ze dat die twee galbakkies weer bezig waren, Dennis uit de tweede en zijn vriendje. Ze hadden de rugzak te pakken van een meisje uit haar klas. Hanneke heette ze, dacht Vera. De jongens waren met de rugzak aan het lummelen: ze gooiden hem in grote bogen naar elkaar toe terwijl Hanneke tussen hen stond te springen. Het huilen stond haar nader dan het lachen. Vera sprong naar voren, botste expres hard tegen Dennis en griste de rugzak uit de lucht. 

'Geef hier! Dat is mijn rugzak!' riep Dennis. 'Je moet met je poten van andermans spullen afblijven', zei Vera en knipoogde naar Hanneke die blij en opgelucht naar haar keek. 

'Wat hoor ik? Toch geen moeilijkheden?' hoorde ze achter zich. Daar stond Melvin, haar vriend uit de derde. Dennis en zijn vriend renden meteen weg.  

Wie is de hoofdpersoon?

1. Vera
2. Hanneke
3. Dennis
4. Melvin

Schrijf twee eigenschappen van de hoofdpersoon op.

Wie zijn de bijpersonen?
Let op! Er zijn meerdere goede antwoorden.

1. Vera
2. Hanneke
3. Dennis
4. Melvin

Schrijf van elke bijpersoon één opvallende eigenschap op.

CORONA.

Woordenschat Corona:

Welke woorden komen we nu vaak tegen in het nieuws.

Als je het niet weet, zoek je het op in het Woordenboek via Google.

Wat is de betekenis van de afkorting:
IC.

Wat is de betekenis van:
Pandemie

Wat is de betekenis van de afkorting:
RIVM

Grammatica

Uitleg - Zelfstandig naamwoord

Je kunt een zelfstandig naamwoord aan 2 dingen herkennen:

• Je kunt er een lidwoord voor zetten.
• Je kunt het in het meervoud zetten. 

Kijk goed naar de woorden hieronder. Noteer alleen de woorden die een zelfstandig naamwoord zijn.

Beetje/ Tennisbal / Klok / Leuk / Blad / Wit / Schattig / Mond / Blauw / Negen / Erg / Koffie / Donker / Flatgebouw / Leeg / Groot / Stoel / Op / Fles / Boven​

Lees de tekst. Op de volgende dia's staan de vragen.

Stokoude ooievaar

Ooievaars in het wild worden vijftien jaar oud. In Gorssel woont een ooievaar van zesentwintig jaar. Samen met zijn (tweede) vrouwtje heeft hij een nest met twee jongen. En de bejaarde vogel zorgt ook voor hen!

In de titel en de hele tekst staan...

1. 10 zelfstandig naamwoorden
2. 11 zelfstandig naamwoorden
3. 12 zelfstandig naamwoorden
4. 13 zelfstandig naamwoorden

Leesvaardigheid

Lees de tekst en beantwoord de vragen

Tekst 1

Deze week kost een pond Engelse drop slechts 1 euro. Alleen in de dropshop 'Black and Salt' op winkelcentrum Walburg!

Wat wil de schrijver van tekst 1?

1. Informatie geven.
2. Je vermaken.
3. Zijn mening geven.
4. Je overhalen iets te doen.

Voor wie is tekst 1 bedoeld?

1. Alleen voor jongeren die van koek houden.
2. Alleen voor bejaarden die van snoep houden.
3. Voor iedereen die van drop houden.
4. Alleen voor jongeren die Engels leuk vinden.

Lees de tekst en beantwoord de vragen

Tekst 2

De bushalte aan de Hoofdstraat is tijdelijk opgeheven. U kunt in- en uitstappen bij de halte aan het Stationsplein, bij het spoorwegstation. Bezoekers van de jongerenbeurs 'Verzamelen' moeten de halte Zeeburgerweg nemen om bij de beurs te komen.

Wat is de bedoeling van tekst 2?

1. Informatie geven.
2. Je vermaken.
3. Verslag doen van een gebeurtenis.
4. Je overhalen iets te doen.

Voor wie is tekst 2 belangrijk?

1. Treinreizigers
2. Busreizigers
3. Verzamelaars
4. Alle jongeren

Lees de tekst en beantwoord de vragen

Tekst 3

Ik kijk elke dag naar het Jeugdjournaal. Je ziet en hoort dan het laatste nieuws. Het is heel interessant, vind ik. Ze leggen alles heel goed en duidelijk uit. Mijn vader kijkt ook vaak mee. 'Nu snap ik veel beter hoe het in elkaar zit', zegt hij regelmatig. 

Wat wil de schrijver van tekst 3?

1. Informatie geven.
2. Je vermaken.
3. Zijn mening geven.
4. Je overhalen iets te doen.

Waar zou je tekst 3 kunnen tegenkomen?

1. In de krant, als nieuwsbericht
2. In een recept.
3. In een e-mailbericht
4. In een gebruiksaanwijzing.

Een goede tekst bestaat uit de volgende indeling:
Inleiding - middenstuk - slot

1. Juist
2. Onjuist

Lees de tekst, de vraag staan op de volgende dia. 

Het verslag

Voor het vak Nederlands moeten alle leerlinen een leesverslag maken. Ze moeten verschillende zaken opschrijven. Het moet niet te lang worden, anders zit mevrouw Peters urenlang na te kijken. Ze heeft meer dan honderd leerlingen. Dat belooft wat!

Er staan drie onderstreepte woorden in de vorige tekst. Waar verwijzen deze woorden naar?

Spelling

Gebruik de tegenwoordige tijd:
Lezen.
( dus het gebeurt nu!!). Ik ...........
Ik .............

Tegenwoordige Tijd:
Sparen.
Ik ...............

Tegenwoordige Tijd:
Maken.
Ik ...............

Wat is de verleden tijd van:
Verhuizen.
Dus het is al gebeurd. Ik....................

Wat is de verleden tijd van:
Lezen..
Dus het is al gebeurd. Ik....................

Wat is de verleden tijd van:
Betalen.
Dus het is al gebeurd. Ik....................

Nu het voltooid deelwoord.
Tellen.
Ik heb.............

Nu het voltooid deelwoord.
Springen.
Ik heb.............

Nu het voltooid deelwoord.
Liegen.
Ik heb.............