Bij een draad: Je duim in de richting van de stroom en je vingers geven dan de richting van het magneetveld aan.
Bij een spoel: Je vingers in de richting van de stroom en je duim geeft dan de richting van het magneetveld aan.
De rechterhandregel
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bij een draad: Je duim in de richting van de stroom en je vingers geven dan de richting van het magneetveld aan.
Bij een spoel: Je vingers in de richting van de stroom en je duim geeft dan de richting van het magneetveld aan.
De rechterhandregel
Slide 1 - Tekstslide
Kijk naar de afbeelding hiernaast. Wat zegt dit symbool over de richting van het magneetveld?
A
Het bord in
B
Het bord uit
C
Naar boven
D
Naar beneden
Slide 2 - Quizvraag
Kijk naar de afbeelding hiernaast. Wat zegt dit symbool over de richting van het magneetveld?
A
Het bord in
B
Het bord uit
C
Naar boven
D
Naar beneden
Slide 3 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding hiernaast. Een spoel is aangesloten op een spanningsbron, hierdoor gaat er een stroom lopen. Wat is de richting van het magneetveld in de spoel?
A
Van boven naar beneden
B
Van beneden naar boven
C
Van links naar rechts
D
Van rechts naar links
Slide 4 - Quizvraag
Zie de stroomdraad hiernaast. Op twee manieren is de richting van het magneetveld B aangegeven.
I. De blauwe pijl geeft de goede richting aan. II. Het rode puntje en kruisje geven de goede richting aan.
A
Stelling I is juist
B
Stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Zie de elektromagneet hiernaast. Bij het cirkeltje bevindt zich de ...
A
plus-pool
B
min-pool
C
dat is niet te zeggen
D
dat weet ik niet
Slide 6 - Quizvraag
Kies de juiste omschrijving.
A
De witte kant van het kompasje is noord, bij de stip bij de spoel is noord ontstaan.
B
De witte kant van het kompasje is zuid, bij de stip bij de spoel is noord ontstaan.
C
De witte kant van het kompasje is zuid, bij de stip bij de spoel is noord ontstaan.
D
De witte kant van het kompasje is zuid, bij de stip bij de spoel is zuid ontstaan.
Slide 7 - Quizvraag
In de figuur een vooraanzicht van een stroomdraad (weergegeven met een stip), met het opgewekte magneetveld B eromheen. De stroom loopt...
A
Recht naar je toe (puntje)
B
Recht van je af (kruisje)
C
Dit is niet te zeggen.
Slide 8 - Quizvraag
Om welke stroomdraad is het magneetveld B goed weergegeven?
A
A
B
B
Slide 9 - Quizvraag
Bij welke draad staat het magneetveld FOUT weergegeven met de . en X.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
Bij de spoel hiernaast geldt...
A
Het veld (in de spoel) loopt naar links, de zuidpool zit links.
B
Het veld (in de spoel) loopt naar rechts, de zuidpool zit links.
C
Het veld (in de spoel) loopt naar links, de zuidpool zit rechts.
D
Het veld (in de spoel) loop naar rechts, de zuidpool zit rechts.
Slide 11 - Quizvraag
Hiernaast het vooraanzicht van een spoel (één winding van een spoel) met de stroom I aangegeven. Het in de spoel opgewekte veld...
A
Komt recht op je af (puntje)
B
Gaat recht van je vandaan (kruisje)
C
Hier kan je niets over zeggen.
Slide 12 - Quizvraag
Linkerhandregel
Slide 13 - Tekstslide
Een magnetische veldlijn begint bij
A
een noordpool
B
een zuidpool
C
heeft geen begin
D
bewegende lading
Slide 14 - Quizvraag
De Lorentzkracht is de kracht van het magneetveld op een
A
noordpool
B
zuidpool
C
positief geladen deeltje
D
bewegend geladen deeltje
Slide 15 - Quizvraag
Lorentzkracht geladen deeltje
Fl=lorentzkracht (N)
B=magnetische veldsterkte (T)
q=lading (C)
v=snelheid (m/s)
Lorentzkracht stroomdraad
Fl=lorentzkracht (N)
B=magnetische veldsterkte (T)
I=stroomsterkte (A)
l=lengte (m)
FL=B⋅q⋅v
FL=B⋅I⋅l
Slide 16 - Tekstslide
De stroom in het staafje gaat naar
A
Links
B
Rechts
C
Omhoog
D
Er loopt geen stroom
Slide 17 - Quizvraag
Hiernaast twee stroomdraden. Het magneetveld B van de rode stroomdraad is (ter plaatse van de zwarte stroomdraad) aangegeven met een kruisje of een puntje.
A
Het kruisje is correct.
B
Het puntje is correct.
C
Beiden zijn correct.
D
Geen van beiden zijn correct.
Slide 18 - Quizvraag
Hiernaast twee stroomdraden. Het magneetveld B van de rode stroomdraad is ter plaatse van de zwarte stroomdraad aangegeven. De lorentzkracht die de zwarte stroomdraad door dit veld ondervindt...
A
Is het papier in gericht (naar je toe)
B
Is het papier uit gericht (van je af)
C
Is naar links ( <-- ) gericht
D
Is naar rechts ( --> ) gericht.
Slide 19 - Quizvraag
Hiernaast twee situaties A en B waar I en B zijn gegeven. Voor de richting van de lorentzkracht F geldt...
A
Bij A naar links
B
Bij A naar boven
C
Bij A naar rechts
D
Bij A naar beneden
Slide 20 - Quizvraag
Hiernaast twee situaties A en B waar I en B zijn gegeven. Voor de richting van de lorentzkracht F geldt...
A
bij B naar rechts
B
bij B het papier uit (puntje)
C
bij B het papier in (kruisje)
D
bij B naar links
Slide 21 - Quizvraag
Hiernaast twee stroomdraden. De stroom in de zwarte draad gaat omlaag, de stroom in de rode draad omhoog. Het magneetveld dat de ene draad opwekt, oefent een lorentzkracht uit op de andere draad. Er geldt...
A
Beide krachten zijn afstotend.
B
Beide krachten zijn aantrekkend.
C
De kracht op de rode is afstotend, de kracht op de zwarte aantrekkend.
D
De kracht op de rode is aantrekkend, de kracht op de zwarte is afstotend.
Slide 22 - Quizvraag
Hiernaast twee situaties waarin een geladen deeltje een magneetveld inschiet. Op elk deeltje gaat een lorentzkracht werken. Er geldt:
A
De kracht staat bij A omhoog
B
De kracht staat bij A naar links
C
De kracht staat bij A omlaag
D
De kracht staat bij A naar rechts
Slide 23 - Quizvraag
Hiernaast twee situaties waarin een geladen deeltje een magneetveld inschiet. Op elk deeltje gaat een lorentzkracht werken. Er geldt:
A
De kracht staat bij B omlaag
B
De kracht staat bij B omhoog
C
De kracht staat bij B naar links
D
De kracht staat bij B rechts
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Lorentzkracht
Kracht die op bewegende lading in een magneetveld werkt.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Hiernaast een weergave van een massaspectrometer. Met batterijen worden geladen deeltjes versneld, die later in een magneetveld worden afgebogen. Je vermoedt dat het om negatief geladen deeltjes gaat.
A
Dit klopt met de orientatie van de batterijen.
B
Dit klopt met de richting van het magneetveld en de afbuiging.
C
Dit klopt met de batterijen EN het magneetveld en de afbuiging.
D
Dit klopt noch met de batterijen, noch met het magneetveld.
Slide 28 - Quizvraag
Hiernaast een weergave van een massaspectrometer. In het magneetveld zorgt de lorentzkracht voor de middelpuntzoekende kracht. Fl = B q v Fmpz = m v² / r Er geldt dus: Fl = Fmpz Omgeschreven geeft dit voor de straal van de cirkelbaan: