Week 42 les 2

Week 42 les 2
Hi there,

Pen, schrift, boek, device op tafel
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Week 42 les 2
Hi there,

Pen, schrift, boek, device op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
- Ik weet hoe ik woorden met some-, any-, every- / -thing, -body, -where moet gebruiken

- Ik weet hoe ik het werkwoord + ing & to + het hele werkwoord moet gebruiken. 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over some-, any-, every- en -thing / -body / -where

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

-thing
-thing gebruik je bij dingen:

something - beperkt aantal van iets

anything - onbeperkt aantal van iets

everything - alles

Slide 4 - Tekstslide

Some – Beperkt aantal van iets
Any – onbeperkt aantal van iets
Every – alle
No – niks/niemand 
-body
-body gebruik je bij mensen:

somebody - beperkt aantal mensen

anybody - onbeperkt aantal mensen

everybody - iedereen

Slide 5 - Tekstslide

Some – Beperkt aantal van iets
Any – onbeperkt aantal van iets
Every – alle
No – niks/niemand 
-where
-where gebruik je bij plaatsen:

somewhere: beperkt aantal

anywhere: onbeperkt aantal

everywhere: overal 

Slide 6 - Tekstslide

Some – Beperkt aantal van iets
Any – onbeperkt aantal van iets
Every – alle
No – niks/niemand 
Antwoorden opdracht 57
b.
1 somebody
2 anything
3 everywhere
4 Everybody
5 something
6 somewhere

c.
1. making everybody
2. to talk to somebody
3. bringing ... everybody

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord + -ing
Soms gebruik je een werkwoord als zelfstandig naamwoord. Na werkwoorden zoals to like, to love, to hate doe je dit door -ing achter het werkwoord te plakken.

vb.
1. I love going to festivals. -> love, dus werkwoord 'go' + ing wordt going
2. We don't like cycling to school. -> like, dus werkwoord 'cycle' (-e) + ing wordt cycling
3. Do you also hate travelling by bus? -> hate, dus werkwoord 'travel' (+L) + ing wordt travelling

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To + het hele werkwoord
Soms gebruik je een werkwoord als zelfstandig naamwoord. Na werkwoorden zoals want, promise, decide, plan, hope en expect gebruik je to + het hele werkwoord. 

vb.
1. I want to volunteer at the animal shelter. -> want, dus to + werkwoord erachter = to volunteer
2. They expect to get enough money. -> expect, dus to + werkwoord erachter = to get
3. We want to stop working. -> want, dus to + werkwoord erachter = to stop

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoord +ing
to
love
like
hate
want
expect
hope
decide
plan
promise

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Time to practise
Maak nu opdracht 54/55/56 uit je boek (blz. 66/67/68) en de oefeningen op je kennen- en kunnen lijstje (zie it's learning/som).


De eerste 10 minuten werk je zelfstandig en in stilte. Daarna mag je overleggen en muziek aan via je oordopjes & device.
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je de doelen bereikt?
Waarom wel of waarom niet?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies