11/1/2024 - H3B - Column + Grammatica

Column + Grammatica
H3B
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Column + Grammatica
H3B

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Theorie leerdoel doornemen
- Leerdoel afronden
''In mijn meegenomen column of betoog geef ik de kenmerken van de opbouw aan (standpunt / argument / weerlegging)''

- Start maken met de grammatica

Slide 2 - Tekstslide

Column
Column
- Subjectief 'verhaal'
- Heel verschillend qua inhoud
                 - Persoonlijke belevenissen
                 - iets wat de schrijver opvalt
                 - analyse van bepaalde thema's

Slide 3 - Tekstslide

Standpunt
Een standpunt is een stelling waarvan de schrijver een lezer wilt overtuigen. Het is de mening van de schrijver. 

Voorbeeld:
Soms kun je niet anders dan stelen en dat moet je dan ook doen

Slide 4 - Tekstslide

Argumenten
Een argument ondersteunt het standpunt, het is de reden die volgens de schrijver aantoont dat het standpunt klopt.

(Als je geen luiers kunt betalen, maar je kindje heeft ze wel nodig. Dan begrijp ik dat je ervoor kiest om te stelen, ook al is dat eigenlijk niet toegestaan. De wanhoop van geen schone luiers is dan veel erger. Je kiest voor je kindje en dat is heel begrijpelijk)

Slide 5 - Tekstslide

Weerlegging
Een weerlegging is het aantonen dat een tegenargument niet klopt.

(Ik snap dat mensen zeggen dat iedere diefstal hetzelfde is, alleen is dat erg kort door de bocht. Het gaat hier om een eerste levensbehoefte van het baby'tje)


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht - +/- 20 minuten
Geef in de door jullie gekozen column aan of de volgende punten erin zitten:
- Standpunt
- Weerlegging
- Argumenten
Onderbouw je antwoorden met stukjes tekst uit de column

Typ alles uit in 1 Word-document en zorg dat alle namen in het document staan! Klaar? --> 1 iemand levert het in bij Corine via Teams.

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica
Leerdoelen
- Ik ken de kenmerken van een onderschikking in een zin.
- Ik ken de kenmerken van een nevenschikking.

Slide 8 - Tekstslide

Nevenschikking of onderschikking?
Stap 1: Bepaal wat de persoonsvorm is / persoonsvormen zijn
Stap 2: Bepaal welk onderwerp bij welke persoonsvorm hoort
Stap 3: Kijk naar de kenmerken van een nevenschikking en onderschikking. Kies welke er bij hoort.

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikking:

- Twee (of meer) hoofdzinnen
(Ze kunnen ook los van elkaar)
- O + PV kunnen niet uit elkaar
- Vaak aan elkaar gekoppeld met een nevenschikkend voegwoord:
               en, maar, want, of, dus

Onderschikking:

- Een hoofdzin en bijzin(nen)
- In de hoofdzin staan O + PV bij elkaar en in de bijzin uit elkaar.
- Bijzin start met een onderschikkend voegwoord:
       omdat, nadat, toen, voordat

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen:
1. Wij gaan snel naar huis, omdat we Chinees gaan eten.

2. Omdat ik toch iets wil eten, ga ik snel naar huis.

3. Wij gaan naar huis en daarna gaan wij Chinees eten.

Slide 11 - Tekstslide

Recap
Wat hebben we vandaag gedaan?

Slide 12 - Tekstslide