Oefenen H2 en H3

Vul de zin met het juiste woord aan.
Het-woorden zijn …

A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Vul de zin met het juiste woord aan.
Het-woorden zijn …

A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 1 - Quizvraag

De trui ... hij vanmorgen aangetrokken had, was vuil.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 2 - Quizvraag

Mijn vriendinnen keken vol bewondering naar het sieraad, ... ik om mijn nek had.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 3 - Quizvraag

Omdat ik de beste vakkenvuller van allemaal ben, verdien ik als enige […] (veel) dan de caissières.

Slide 4 - Open vraag

De docent Frans kan behoorlijk boos worden, maar die van Engels is soms nog kwaadst en die van wiskunde het […] (woest).

Slide 5 - Open vraag

Welk woord is onjuist gespeld?
A
conciërge
B
electriciteit
C
liniaal
D
toernooi

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van epidemie?
A
epidemies
B
epidemiën
C
epidemieën

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van museum?
A
musea
B
musea's
C
museums

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste letter(s) in: i, ie of y.
Monarch[...]

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste letter(s) in: i, ie of y.
Sperz[...]bonen

Slide 10 - Open vraag

Ze […] (beven) van angst, omdat de wind nog aan de zeilen […] (rukken).
A
beefde
B
baf
C
beefden
D
baven

Slide 11 - Quizvraag

Ze beefde van angst, omdat de wind nog aan de zeilen […] (rukken).

Slide 12 - Open vraag

Steeds als de bliksem […] (flitsen), […] (verstoppen) de matrozen zich in hun bed.
A
flitsste
B
flitste
C
flitsten
D
flitstte

Slide 13 - Quizvraag

Steeds als de bliksemflitste, […] (verstoppen) de matrozen zich in hun bed.

Slide 14 - Open vraag

Noteer het meervoud.
Cirkelzaag

Slide 15 - Open vraag

Noteer het meervoud.
Winkeldief

Slide 16 - Open vraag

Noteer het meervoud.
Zeerob.

Slide 17 - Open vraag

Terwijl Arthur […] (slapen), […] (gaan) de kaars naast zijn bed langzaam uit.
A
slaapde
B
slaapte
C
sliep
D
sliepte

Slide 18 - Quizvraag

Terwijl Arthur sliep, […] (gaan) de kaars naast zijn bed langzaam uit.

Slide 19 - Open vraag

Naast hem […] (liggen) Ygraine, die even later van een zoon […] (bevallen).
A
lag
B
lagde
C
ligte
D
ligde

Slide 20 - Quizvraag

Naast hem lag Ygraine, die even later van een zoon […] (bevallen).

Slide 21 - Open vraag

Omdat synoniemen woorden zijn met dezelfde betekenis, kun je deze woorden altijd door elkaar gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de betekenis van saamhorigheid?
A
gezamenlijk optreden
B
gevoel van sterke verbondenheid
C
gevoel van wederzijdse interesse
D
passend zijn; het goed bij elkaar passen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de betekenis van dimensie?
A
afmeting; hoe ver iets reikt
B
geestelijke aftakeling
C
heelal; ruimte
D
staat; conditie

Slide 24 - Quizvraag

Bij welke zin past de uitdrukking?
'Pracht en praal'

A
De mooi versierde wagens trokken tijdens carnaval door het dorp.
B
Het pretpark viert het 25-jarig jubileum uitgebreid met een groot feest.

Slide 25 - Quizvraag

Bij welke zin past de uitdrukking?
'Kant nog wal raken'

A
De uitspraken van de buurman over asielhonden slaan nergens op.
B
De uitspraken van de buurman over asielhonden zorgden voor veel ophef.

Slide 26 - Quizvraag