Both, each, all, every, none

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Grammar explanation

3B - Theme 3

Both

"I saw both kids at school."                 Ik zag beide kinderen naar school gaan. 

"They both received an award."        ZIj kregen allebei een prijs. 

• Both betekent beide of allebei.
• Je gebruikt  both bij 2 personen, dieren of dingen. 
• Both staat voor het zelfstandig naamwoord in het meervoud.
• Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de, het, of een voor kan zetten. In het Engels: the, a, of an.

Each

"She wore bracelets on each arm."          Ze droeg armbanden om elke arm.

"Each Sunday, Kevin goes walking           Elke zondag gaat Kevin wandelen in het park.

in the park."

• Each betekent 'elke'
• Each gebruik je bij 2 of meer personen, dieren, of dingen. 
• Bij each staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud. 

Both	Each
beide of allebei	elke
Zelfstandig naamwoord in het meervoud.	Zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.

Both

Each

Zelfstandig naamwoord in het meervoud

Zelfstandig naamwoord in het enkelvoud

beide of allebei

Elke

We ...... think it's a bad idea.

1. both
2. each

..... time I go to school I feel nervous.

1. both
2. each

The dogs are ....... chewing a bone.

1. both
2. each

I gave .... plant some water.

1. both
2. each

All, every and none

"All countries have a flag."                                                   Alle landen hebben een vlag.

"Josh plays soccer every Saturday."                               Josh speelt elke zaterdag voetbal.

"None of the prisoners could escape."                         Niet een van de gevangenen kon ontsnappen.

• Betekenis: all (alle/allemaal); every (iedere); of none (geen/ niet een)
• Gebruik je bij 3 of meer personen, dieren of dingen.

Both

Each

All, every, none

3 of meer personen, dieren of dingen

Bij 2 of meer personen, dieren of dingen

Bij 2 personen, dieren of dingen

beide,

allebei

elke

alle/allemaal, iedere, geen/geen één

.... of the reporters had said anything about it.

1. none
2. both

I have to do chores ...... Sunday!

1. every
2. both

...... my cats have a name that begins with an "M".

1. both
2. each

...... of us believed his story.

1. Any
2. none

This magazine is published ..... week.

1. every
2. all

Make a sentence with:
both, each, every, all, or none