Both, each, all, every, none

Rhiannah
Yasmin
Abdullah
Amin
Khadija
Maysa
Baran
Rishana
Ineya
Anelia
Sami
Dina
Safae
Daniela
Fabian
Julia
Xavi
Sandra
Amelia
Daniela
Mohamed
Israa
Magdi
Preciosa
Docent
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Rhiannah
Yasmin
Abdullah
Amin
Khadija
Maysa
Baran
Rishana
Ineya
Anelia
Sami
Dina
Safae
Daniela
Fabian
Julia
Xavi
Sandra
Amelia
Daniela
Mohamed
Israa
Magdi
Preciosa
Docent

Slide 1 - Tekstslide

Grammar explanation
Grammar 7

Slide 2 - Tekstslide

Both
"I saw both kids at school."                 Ik zag beide kinderen naar school gaan. 
"They both received an award."        ZIj kregen allebei een prijs. 

  • Both betekent beide of allebei.
  • Je gebruikt  both bij 2 personen, dieren of dingen
  • Both staat voor het zelfstandig naamwoord in het meervoud.
  • Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de, het, of een voor kan zetten. In het Engels: the, a, of an.


Slide 3 - Tekstslide

Each
"She wore bracelets on each arm."          Ze droeg armbanden om elke arm.
"Each Sunday, Kevin goes walking           Elke zondag gaat Kevin wandelen in het park.
in the park."

  • Each betekent 'elke'
  • Each gebruik je bij 2 of meer personen, dieren, of dingen. 
  • Bij each staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud

Slide 4 - Tekstslide

Both
Each
beide of allebei
elke
Zelfstandig naamwoord in het meervoud.
Zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.

Slide 5 - Tekstslide

All, every and none
"All countries have a flag."                                                   Alle landen hebben een vlag.
"Josh plays soccer every Saturday."                               Josh speelt elke zaterdag voetbal.
"None of the prisoners could escape."                         Niet een van de gevangenen kon ontsnappen.

  • Betekenis: all (alle/allemaal); every (iedere); of none (geen/ niet een)
  • Gebruik je bij 3 of meer personen, dieren of dingen.

Slide 6 - Tekstslide

Both
Each
All, every, none
3 of meer personen, dieren of dingen
Bij 2 of meer personen, dieren of dingen
Bij 2 personen, dieren of dingen
beide,
allebei
elke
alle/allemaal, iedere, geen/geen één

Slide 7 - Sleepvraag

Both
Each
Zelfstandig naamwoord in het meervoud
Zelfstandig naamwoord in het enkelvoud
beide of allebei
Elke

Slide 8 - Sleepvraag

We ...... think it's a bad idea.
A
both
B
each

Slide 9 - Quizvraag

...... person will get a flower from me.
A
every
B
each
C
both
D
all

Slide 10 - Quizvraag

It's delicious, but I can't possibly
eat ___ of it
A
all
B
both
C
none
D
every

Slide 11 - Quizvraag

The dogs are ....... chewing a bone.
A
both
B
each

Slide 12 - Quizvraag

I gave .... plant some water.
A
both
B
each

Slide 13 - Quizvraag

.... of the reporters had said anything about it.
A
none
B
both

Slide 14 - Quizvraag

........student in this class will get a present at the end of the term.
A
each
B
every
C
all
D
none

Slide 15 - Quizvraag

I have to do chores ...... Sunday!
A
every
B
both

Slide 16 - Quizvraag

...... my cats have a name that begins with "M".
A
both
B
each

Slide 17 - Quizvraag

...... of us believed his story.
A
Any
B
none

Slide 18 - Quizvraag

This magazine is published ..... week.
A
every
B
all

Slide 19 - Quizvraag