Regenten en vorsten
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Waar staat VOC voor?
A
Verenigd Oost- Indisch Complot
B
Verenigde Oost-Indische Compagnie
C
Vaargroep Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indiaanse Compagnie
Slide 6 - Quizvraag
Waardoor ontwikkelde de Hollandse handel zich razendsnel rond 1600?
A
Omdat de WIC erg succesvol was.
B
Omdat veel Antwerpse kooplui naar Holland vluchtten.
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekend het begrip: Handelsmonopolie
A
Het recht om als enige handel te mogen drijven met een bepaald gebied
B
Iedereen heeft dezelfde rechten als het gaat om handel.
C
De handel in het bordspel Monopolie.
D
Het was verboden om nog te handelen met een bepaald gebied.
Slide 8 - Quizvraag
Welke handelsonderneming was het meest succesvol?
A
WIC
B
VOC
Slide 9 - Quizvraag
De WIC kreeg een monopolie op...
A
Azië
B
Frankrijk
C
Afrika en Amerika
D
Portugal en Spanje
Slide 10 - Quizvraag
De handel tussen....... heet de Driehoekshandel.
A
West-Afrika, Amerika en Europa
B
West-Afrika, Azië en Europa
Slide 11 - Quizvraag
Wat was de belangrijkste kerk in de Republiek?
A
Rooms-Katholieke kerk
B
Lutherse kerk
C
Calvinistische kerk
Slide 12 - Quizvraag
Wie bouwde zijn eigen microscopen en zag als eerste rode bloedcellen?
A
Benedictus de Spinoza
B
Christiaan Huygens
C
Rembrandt
D
Antoni van Leeuwenhoek
Slide 13 - Quizvraag
2.3 In de republiek was de macht in handen van een kleine groep rijke mannen. Hoe noem je die mannen?
Slide 14 - Open vraag
Hoe werden regenten benoemd?
A
Vaak door regenten die al in het bestuur zaten.
B
Door een koning
C
Het volk mocht stemmen.
D
Ze benoemden zichzelf tot regent.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Hoe zag het bestuur van de Republiek eruit in de 17e eeuw?
A
Nadruk op centraal bestuur, alles werd besloten door alle gewesten.
B
Nauwelijks een centraal bestuur, er waren 7 gewesten met ieder hun eigen bestuur.
C
Nauwelijks een centraal bestuur, alleen over zaken zoals verdediging van het land werd gezamenlijk besloten.
D
Nadruk op centraal bestuur, er was namelijk een koning die alles bepaalde.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Waar werd er vergaderd over de belangrijke beslissingen?
A
In de open lucht
B
In Utrecht
C
In een paleis
D
Staten-Generaal
Slide 19 - Quizvraag
Welke stelling is JUIST over de vergadering?
A
Alle gewesten hadden evenveel te zeggen.
B
In praktijk had gewest Holland het meest te zeggen.
C
Alle gewesten hadden veel te zeggen, behalve Holland.
D
Er waren maar drie gewesten die mochten vergaderen.
Slide 20 - Quizvraag
Wie gaf leiding aan het leger?
A
Raadpensionaris van Holland
B
Stadhouder
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de taak van de raadspensionaris van Holland?
A
Hij adviseerde de Staten-Generaal over de buitenlandse politiek van de republiek.
B
Hij gaf leiding aan leger en vloot van de Republiek.
C
Je kan hem zien als een soort rechter in de Republiek.
D
Hij adviseerde de Staten-Generaal over de binnenlandse politiek van de republiek.
Slide 22 - Quizvraag
Waarom was de stadhouder tot 1648 erg machtig?
A
Omdat er sinds 1587 was besloten dat de stadhouder alles alleen mocht bepalen.
B
Omdat de stadhouder steeds een familielid was van Willem van Oranje.
C
Omdat er een oorlog met Spanje was.
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer besloot men om geen nieuwe stadhouder meer te benoemen na het overlijden van Willem II?
A
1650
B
1660
C
1670
D
1680
Slide 24 - Quizvraag
Welke landen deden in 1672 een gezamenlijke aanval op de republiek?
A
Spanje, Frankrijk en twee Duitse staatjes.
B
Spanje, Portugal en twee Duitse staatjes.
C
Engeland, Portugal en twee Duitse staatjes.
D
Engeland, Frankrijk en twee Duitse staatjes.
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Wanneer was het Rampjaar?
A
1670
B
1671
C
1672
D
1673
Slide 27 - Quizvraag
Wie gaf men de schuld?
A
Johan de Witt
B
Willem III
C
Willem II
D
Michiel de Ruyter
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Wat vond je van de les?
