In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoe maak je een toets?
Slide 1 - Tekstslide
Voorbereiding
Zorg dat je vooraf ook genoeg geslapen en gegeten hebt.
Ga vóór de toets naar de wc.
Leg de spullen die je nodig hebt op tafel.
Slide 2 - Tekstslide
benodigdheden?
Slide 3 - Woordweb
Spullen die je nodig hebt:
blauwe of zwarte pen om mee te schrijven (nooit met potlood schrijven)
potlood om mee te tekenen (bijv. voor wiskunde en biologie)
gum
een geodriehoek
rekenmachine
oordopjes (niet voor muziek, maar om geluid weg te filteren)
water
.........
Slide 4 - Tekstslide
Voorbereiding
Noteer LEESBAAR bovenaan je antwoordenblad:
je voor- en achternaam
de naam van je docent
je klas
de versie (zie opgavenblad)
eventueel ook het vak en de datum
zet ook eventueel je naam op het opgavenblad als dat moet.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Instructie
Let goed op instructie vooraf:
Luister goed naar de instructies die de docent geeft.
Lees goed de instructies op het opgavenblad.
Kijk ook of er eventuele opmerkingen op het bord staan.
Vraag eventueel of je op het opgavenblad aantekeningen mag maken.
Slide 8 - Tekstslide
Voordat je begint
Lees vooraf de vragen snel door voordat je begint met beantwoorden. Zo heb je een idee van de lengte en zie je al welke vragen makkelijk te beantwoorden zijn en welke moeilijk. Tijdens de toets kun je dan afwegen hoe lang je met een vraag bezig kan zijn.
Houd tijdens de toets ook de tijd goed in gaten. Zorg voor een horloge of dat je klok kan zien. Zorg ook dat je weet tot hoe laat je aan de toets mag werken (hoe laat is het lesuur afgelopen).
Slide 9 - Tekstslide
Concentratie
Zorg voor zo min mogelijk afleiding:
Zet je tafel ver genoeg van de andere tafels.
Zorg dat je telefoon in je kluisje ligt (of uit staat).
Doe oordopjes in zodat je geen afleidende geluiden hoort.
Raak niet in paniek; door stress kan je minder goed nadenken. Sla een moeilijke vraag over zodat je weer vertrouwen krijgt van een antwoord dat je wel weet.
Slide 10 - Tekstslide
Tijdens de toets
Zorg dat je LEESBAAR schrijft (al de docent het niet kan lezen, kunnen er ook geen punten worden toegekend).
Schrijf op de lijntjes.
Zet nummers in de kantlijn.
Sla een regel over na elke vraag of na elk onderdeel.
Streep een fout 1x door, ga niet krassen of met tipp-ex knoeien.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
O
Slide 13 - Tekstslide
Tijdens de toets
Lees de eerste opgave zorgvuldig door. Bedenk voor jezelf wat er wordt gevraagd.
Slide 14 - Tekstslide
Soorten vragen?
Slide 15 - Woordweb
De vragen
Lees de eerste opgave zorgvuldig door. Bedenk voor jezelf wat er wordt gevraagd.
Multiple choice: noteer één antwoord (vaak A, B, C of D)
Slide 16 - Tekstslide
Multiple choice
Formuleer voordat je naar het antwoord kijkt eerst je eigen antwoord in je hoofd en kijk vervolgens welk antwoord het dichtste bij zit.
Bij multiple choice vragen heb je altijd één goed antwoord, één antwoord dat heel dichtbij het antwoord komt en één antwoord dat zeker niet het antwoord is.
Slide 17 - Tekstslide
Multiple choice
Als jouw antwoord niet overeenkomt, ga als volgt te werk:
Bij multiple choice vragen heb je altijd één goed antwoord, één antwoord dat heel dichtbij het antwoord komt en één antwoord dat zeker niet goed is. Streep deze alvast door.
Onderstreep de sleutelwoorden in de vraag (let op woorden als niet, soms, altijd).
Doe dit ook bij de antwoorden.
Slide 18 - Tekstslide
Multiple choice
Ga niet twijfelen als je alleen maar 'B' hebt ingevuld, vragenmakers letten hier vaak niet op, want:
De antwoorden staan vaak op alfabetische volgorde.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
De vragen
Lees de eerste opgave zorgvuldig door. Bedenk voor jezelf wat er wordt gevraagd.
Multiple choice: noteer één antwoord (vaak A, B, C of D)
Uitlegvraag: antwoord dan in een goedlopende zin.
Slide 21 - Tekstslide
Uitlegvragen
Uitlegvraag: antwoord dan in een goedlopende zin.
Herhaal bij het antwoorden een deel van de vraag.
Soms lijkt een uitlegvraag een gesloten vraag. vb: Is Latijn een leuk vak? Leg je antwoord uit.
Je krijgt bij dit soort vragen vaak alleen punten voor je uitleg.
Slide 22 - Tekstslide
De vragen
Lees de eerste opgave zorgvuldig door. Bedenk voor jezelf wat er wordt gevraagd.
Multiple choice: noteer één antwoord (vaak A, B, C of D)
Uitlegvraag: antwoord dan in een goedlopende zin.
Begrip: noteer een kort antwoord
Vergelijking: zorg dat je beide onderdelen van de vergelijking noemt.
Slide 23 - Tekstslide
Vergelijking
vb. Wat is het verschil tussen de a-stam en de e-stam?
Zorg dat je beide onderdelen noemt.
Dit antwoord is dus niet volledig: de a-stam eindigt op een a.
Het volgende antwoord kan wel: de a-stam eindigt op een a en de e-stam op een e.
Slide 24 - Tekstslide
Tijdens de toets
Lees de eerste opgave zorgvuldig door. Bedenk voor jezelf wat er wordt gevraagd.
Probeer altijd een antwoord op te schrijven.
Opgaven die na proberen echt niet lukken, kun je even overslaan. Zet een sterretje in de kantlijn zodat je later niet vergeet de opgave alsnog te proberen.
Slide 25 - Tekstslide
Na de toets
Check of je alle opgaven hebt gemaakt, en of je niet de laatste pagina bent vergeten.
Maak de opgaven die je hebt overgeslagen. Probeer altijd iets in te vullen.
Slide 26 - Tekstslide
Na de toets
Als er nog tijd over is, lees de vragen en antwoorden nog eens door.
Controleer ook op spelling en of je geen deelvragen hebt overgeslagen.
Verbeter eventueel, maar ga niet aan jezelf twijfelen.
Slide 27 - Tekstslide
Na de toets
Controleer of op elk blaadje je naam staat.
Heb je meerdere antwoordenbladen gebruikt, geef dan duidelijk aan hoeveelste blad het is.
Slide 28 - Tekstslide
O
O
Slide 29 - Tekstslide
Na de toets
Leg het werk met de tekst naar beneden op de hoek van je tafel en wacht tot de docent je werk ophaalt.
Ontspan, je kunt er nu toch niets meer aan doen...