les 2 voorstellen + ww avoir

Le planning d'aujourd'hui
- Wat heb je nodig voor Frans?
- Les buts d'aujourd'hui
- Répéter

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Le planning d'aujourd'hui
- Wat heb je nodig voor Frans?
- Les buts d'aujourd'hui
- Répéter

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor Frans?
- Je werkboek en tekstboek (+online methode)

- Een aantekeningenschriftje/vocabulaireschriftje
(aantekeningen voorin, voca/zinnen achterin)

- Extra materiaal wat evt op magister komt te staan

Slide 2 - Tekstslide

Les buts d'aujourd'hui
Ik kan mezelf in het Frans voorstellen;

Ik weet (weer) wat het werkwoord avoir inhoudt.

Slide 3 - Tekstslide

où?
We lezen eerst het tekstje.

Schrijf deze zinnen op mijn teken achterin je schriftje.
Comment tu t'appelles?

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf deze zinnen op mijn teken achterin je schriftje.

Slide 5 - Tekstslide

je =
tu =
il =
elle =
on =
nous=
vous =
ils =
elles=


Schrijf onderstaande woorden op voorin je schrift:

Slide 6 - Tekstslide

je =
tu =
il =
elle =
on =
nous=
vous =
ils =
elles=


ik
jij
hij
zij
men/wij
wij
jullie/u
zij (m)
zij (v)

Slide 7 - Tekstslide

Tu as quel âge?
J'ai 14 ans.
Schrijf dit achterin je schrift

Slide 8 - Tekstslide

Tu as quel âge?
J'ai 14 ans.
In het FA zeggen ze niet: ik BEN 14 jaar, maar ik HEB 14 jaar.
Ze gebruiken het ww avoir (hebben):

j'ai
tu as
il/elle a
on a
nous avons
vous avez
ils ont
elles ont
Schrijf dit achterin je schrift
Schrijf dit voorin je schrift
Je gebruikt dit ww niet alleen bij leeftijd, maar ook gewoon wanneer je wil zeggen dat je iets hebt:
Ik heb een broer --- J'ai un frère
Wij hebben een hond --- Nous avons un chien

Slide 9 - Tekstslide

j'ai
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft/wij hebben
wij hebben
u heeft/jullie hebben
zij hebben (m)
zij hebben (v)
tu as
il a
elle a
on a
nous avons
vous avez
ils ont
elles ont

Slide 10 - Sleepvraag

Wat antwoord je op:

Comment tu t'appelles?
A
J'ai 14 ans.
B
J'habite à Dedemsvaart.
C
Je m'appelle madame Spruyt.
D
J'ai un chien.

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent 'avoir'?

Slide 12 - Open vraag

Tu as quel âge?

Slide 13 - Open vraag

Hoe zeg je dat je een hond hebt?

Slide 14 - Open vraag