Le verbe avoir

Le verbe 'AVOIR' 
Het werkwoord 'hebben'
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Le verbe 'AVOIR' 
Het werkwoord 'hebben'

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Elle ... un cousin.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 4 - Quizvraag

Nous ... un chien.
A
ai
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 5 - Quizvraag

Ils ... une fête.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 6 - Quizvraag

Tu ... une soeur ?
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 7 - Quizvraag

Vous ... un enfant ?
A
ai
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 8 - Quizvraag

J'... un frère.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 9 - Quizvraag

On ... un oncle et une tante.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 10 - Quizvraag

Tu as quel âge?
A
J'ai douze ans.
B
Tu as douze ans.
C
Il a douze ans.
D
Elle a douze ans.

Slide 11 - Quizvraag

Je + ai =
A
Je ai
B
J'ai

Slide 12 - Quizvraag

Elles ont une jolie famille.
Hoe spreek je 'elles ont' uit ?
A
elson
B
elzon

Slide 13 - Quizvraag

De woorden worden aan elkaar uitgesproken. 
Je verbindt dus elles met ont. 
Dat heet een liaison (verbinding). 

Slide 14 - Tekstslide