MH1A Laatste les, quiz

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Welkom MH1A !

De laatste les!

Quizzzzz time!!    

Welk liedje+artiest moet ik echt horen?

Ik kan feiten en meningen onderscheiden.

1. Ja
2. Nee

"levensgevaarlijk dus!"
Feit of mening?

1. Feit
2. Mening

Een kernzin is

1. de belangrijkste zin van de inleiding
2. belangrijkste zin van het middenstuk
3. belangrijkste zin van het slot
4. belangrijkste zin van een alinea

Welke tekstSOORT hoort bij de tekstDOEL informeren

1. Een instructie zoals een recept
2. Een stripboek
3. Een column

Bij het tekstdoel 'informeren' wil de schrijver:

1. de lezer aansporen iets te gaan doen
2. de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen
3. iets nieuws vertellen

Welke tekstDOELEN ken je nog meer en moet je weten voor de toets?

Informeren betekent...

1. Vermaken
2. Informatie geven
3. Een mening geven
4. Overtuigen

Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?

1. Tekstsoort
2. Tekstdoel
3. Beide
4. Geen van beide

Wat is het doel van een informerende tekst?

1. amuseren
2. informeren
3. aansporen
4. uitleggen

Een voorbeeldtekst bij informeren is:

1. Een mop
2. Een nieuwsbericht
3. Een advertentie
4. Een recept

Feit of mening:
Vandaag is het vrijdag.

1. feit
2. mening

Feit of mening?:
Amsterdam is saai.

1. Feit
2. Mening.

Feit of mening?:
Nederland ligt in Europa.

1. Feit
2. Mening

Welke tekstverbanden moet je allemaal kennen en herkennen in een tekst? (hoofdstuk 3 en 4)
(hoofdstuk 2

Wat is een instructie? (hoofdstuk 4)

1. een uitleg
2. een samenvatting

Welke signaalwoorden horen bij uitleggend tekstverband

1. maar, toch
2. dan ook, dus
3. want, omdat
4. dat wil zeggen, zoals, met andere woorden

In deze alinea zit een tijdsvolgorde. Aan welk signaalwoord herken je de tijdsvolgorde?

Wat is een tegenstellend verband?

1. in stukken tekst wordt iets verteld wat helemaal niet waar is
2. in stukken tekst wordt een rijtje opgenoemd van dingen die bij elkaar horen
3. in stukken tekst wordt iets gezegd dat tegenvalt
4. in stukken tekst worden dingen genoemd die het tegenovergestelde zijn

Het signaalwoord 'maar' geeft een tegenstellend verband aan.

1. Waar
2. Niet waar

Signaalwoord ’toch’ verwijst naar het tekstverband:

1. opsommend tekstverband
2. tegenstellend tekstverband
3. voorwaardelijk tekstverband
4. uitleggend tekstverband

Is dit een instructie?

1. Ja
2. Nee

Wat betekent synoniem?

Wat is het eerste wat je gaat doen zodra je klaar bent met de laatste toets?