Zinsdelen, pv, wwg en ow

Zinsdelen ontleden
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen ontleden

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen
  • Zinnen kun je verdelen in zinsdelen
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord of meerdere woorden

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
- altijd een werkwoord
1. Zin vragend maken
2. Zin in een andere tijd zetten
3. Zin in het meervoud zetten

Jan gaat morgen kamperen.
  • Jan gaat morgen kamperen.

Slide 3 - Tekstslide

Ik neem altijd om half vijf de trein naar huis.
A
neem
B
naar huis
C
ik
D
de trein

Slide 4 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin

Jan gaat morgen kamperen.
  • Jan gaat morgen kamperen.

Slide 5 - Tekstslide

We moesten onze bevindingen rapporteren aan de teamleider. Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Open vraag

Onderwerp
WIE of WAT+ werkwoordelijk gezegde

Jan gaat morgen kamperen.
  • Jan gaat morgen kamperen.

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm:
Mijn moeder is gisteren naar het tuincentrum gefietst.

A
mijn moeder
B
is
C
gefietst

Slide 8 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde:
Mijn moeder is gisteren naar het tuincentrum gefietst.

A
is gefietst
B
gefietst
C
naar het tuincentrum

Slide 9 - Quizvraag

Onderwerp:
Vanochtend gaf Yannick de bezoekers een uitgebreide rondleiding
A
de bezoekers
B
rondleiding
C
Yannick
D
gaf

Slide 10 - Quizvraag

Herhaling: volg de stappen! 
Zoek de...
1. pv (tijd veranderen)
2. wwg (alle ww in een zin)
3. ow (wie of wat + wwg)

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf voor jezelf op:


1. PV
2. Gezegde
3. Ondw.

timer
2:00

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Slide 13 - Tekstslide