Lezen H4 AR1

Begrijpend Lezen
Elke tekst gaat ergens over,
hoe noem je dit?
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Begrijpend Lezen
Elke tekst gaat ergens over,
hoe noem je dit?

Slide 1 - Open vraag

Welke manier van lezen gebruik je
om het onderwerp van een tekst
te vinden?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
zoekend lezen
D
precies lezen

Slide 2 - Quizvraag

Hoe vind je de hoofdgedachte
van een tekst?
A
Oriënterend lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
D
Precies lezen

Slide 3 - Quizvraag

 H4 Lezen

Signaalwoorden
Geven aan op welke manier de woorden, zinnen
en alinea´s in de tekst samenhangen.
Bijvoorbeeld: later, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch.

De samenhang noemen we tekstverband.

Slide 4 - Tekstslide

 H4 Lezen

Chronologisch verband: Tijdsvolgorde
Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens.
Voorbeeld: Vroeger was niet erg, nu wel.

Opsommend verband: Opsomming
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte ?+ getallen of 'dots' (-, *)
Voorbeeld: Ten eerste wil ik dat je oplet, ten tweede maak eens aantekeningen.

Slide 5 - Tekstslide

 H4 lezen

Tegenstellend verband: Tegenstelling
Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch.
Voorbeeld: Je hoeft dit nu nog niet te leren, maar het is wel belangrijk

Toelichtend verband: extra info, voorbeelden 
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan
Voorbeeld:  Zo is onder andere het huiswerk beter gemaakt door

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden geven verbanden aan tussen ....
A
teksten
B
woorden
C
woorden, zinnen
D
woorden, zinnen, alinea's

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk tekstverbanden horen de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde (chronologisch)
D
reden

Slide 8 - Quizvraag

Chronologisch 
verband
Opsommend 
verband
Tegenstellend
verband
Toelichtend verband
Sleep het signaalwoord
naar het juiste verband
Eerst
Bovendien
Maar
Bijvoorbeeld

Slide 9 - Sleepvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht deze les
NL Online H4 'Lezen'  --> 1 feb
Alle opdrachten van je leerroute maken

3 februari: formatieve toets H4 lezen (telt niet mee)
15 februari: toets lezen H4-5-6

Klaar?
Nieuwsbegrip maken

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel behaald? Ik kan tekstverbanden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag