Rek, Tabellen, introductie

les-informatie  les 2 kwantitatieve informatie  
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2

auteur   MB  bewerkt CW
datum   mei 2023

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

les-informatie  les 2 kwantitatieve informatie  
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2

auteur   MB  bewerkt CW
datum   mei 2023

Slide 1 - Tekstslide

domein Omgaan met kwantitatieve informatie

Slide 2 - Tekstslide

een tabel begrijpen  Gemiddelden per jaar 




Op het volgende scherm 
vul je de lege plekken
op.

Slide 3 - Tekstslide

2018
2021
man
3,1
3,1
3,5
3,1
vrouw
4,2
4,6
4,7
4,5
2,6
2,9
3,1
2,7
20-45 jaar
3,1
3,5
3,6
3,2
4,3
4,4
4,7
4,6
> 65 jaar
5,4
5,3
5,3
5,4
Sleep de kopjes naar de juiste plaats in de tabel.
AANTAL BEZOEKEN AAN HUISARTS PER JAAR
timer
1:00
2019
2020
0 tot 20 jaar
45 tot 65 jaar

Slide 4 - Sleepvraag

even puzzelen: aankomst en vertrek van de trein
Hoelang duurt de reis van Zwolle naar Utrecht?

Slide 5 - Tekstslide

even puzzelen: aankomst en vertrek van de trein
Hoelang duurt de reis van Zwolle naar Utrecht?
Het vertrek uit Zwolle is om 9.46 uur. De aankomst in Utrecht is om 10.39 uur.  9.46 tot 10.00 uur is 14 minuten
                      10.00 tot 10.39 uur is 39 min. 14+39=53 min

Slide 6 - Tekstslide

oefenen met de aanpak van context-opgaven
tekst en rekenen
A. de opgave splitsen in info en vraag
1- Lees tekst. Bepaal of je onbekende woorden moet opzoeken.
2- Welke gegevens zijn er in de info-tekst en de afbeelding?
3- Welke gegevens zijn er in de vraag?
4- Wat moet ik doen bij de vraag?
B. nadenken over een oplossing
5- Welke berekeningen kunnen bij de info en de vraag passen?
C. 6- de berekening(en) maken
D. 7- controleren of het zou kunnen wat ik heb uitgerekend

Slide 7 - Tekstslide

Stap A.1 Lees en bekijk de afbeelding. Geef nog geen reactie.
Bedenk welke onbekende woorden je hier moet opzoeken.
medewerkers:
vakantie-uren

Katrien werkt 7 uur 
per dag. Ze wil 
2 dagen vrij nemen.
Hoeveel uur houdt ze 
daarna nog over?

Slide 8 - Tekstslide

Stap A.1 Lees en bekijk de afbeelding. Geef nog geen reactie.
Bedenk welke onbekende woorden je hier moet opzoeken.
A1 wds
opnemen, neemt op, opgenomen - vrije dagen of uren pakken van je voorraad
overhouden, houdt over, overgehouden - nog niet gebruikt

Slide 9 - Tekstslide

A. de opgave splitsen in info en vraag
2- Welke gegevens zijn er in de info-tekst en de afbeelding?
3- Welke gegevens zijn er in de vraag?

info
rest v.h. aantal vakantie-uren per persoon
7 uur per dag
2 dagen vrij
vraag
hoeveel uur nog over
                                     
                                                                  
                                                                  
                                                                    






                                                                                >>>

Slide 10 - Tekstslide

A4- Wat moet ik doen bij de vraag?
de vraag:
hoeveel uur nog over

de taak
- goede aantal uren opzoeken in tabel
- berekenen hoeveel uur Katrien gaat opnemen
- berekenen hoeveel uur zij daarna overhoudt

Slide 11 - Tekstslide

B. 5- nadenken over een oplossing van de vraag: 

uren die ze nog heeft verminderen met aantal uren voor 2 dagen

Slide 12 - Tekstslide

C 6- de berekeningen maken
Let op: afronden!
7 uur per dag
2 dagen = 2 x 7 uur = 14 uur




haar rest is 56 uur
56 - 14 = 42 uur heeft ze daarna nog over



Slide 13 - Tekstslide

D 7- controleren of het antwoord zou kunnen kloppen
Het enige wat je hier kunt doen, is nog een keer goed kijken of je het goede getal van de tabel hebt gebruikt.

Slide 14 - Tekstslide

Lezen en rekenen
A   In welke maand is de temperatuur het hoogst?





B   Hoeveel hoger is de temperatuur in juli dan in mei?
Laat dat met een berekening zien.

Slide 15 - Tekstslide

Lezen en rekenen
A   In welke maand is de temperatuur het hoogst? in augustus




B   Hoeveel hoger is de temperatuur in juli dan in mei?
Laat dat met een berekening zien. Je moet het verschil berekenen.   21 - 17 = 4 graden hoger

Slide 16 - Tekstslide

Reken uit. Schrijf op blaadje. Daarna in LessonUp
Sjors koopt 50 dozen van 
43 x 30 x 18 cm.
Hoeveel moet hij in totaal 
betalen?

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel moet Sjors betalen?
Typ je berekening en antwoord.
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Huiswerk voor dinsdag 16 mei 2023
- vul je woordenlijst in
- maak en leer alles van Tabellen. Volgende les Tabellen klaar!





Slide 19 - Tekstslide

extra dia's

Slide 20 - Tekstslide

Een tabel interpreteren
bespreking per deelvraag
A.  Ali noteert aan het begin van iedere 
maand hoeveel geld hij op zijn spaarrekening
heeft. Hoeveel geld staat er op 1 april op zijn
rekening?
B.   Hoeveel geld heeft hij in mei gespaard?
C.   Ali spaart iedere maand een vast bedrag,
behalve in de maand dat hij jarig is. Hoeveel geld heeft hij in de maand van zijn verjaardag gespaard?

Slide 21 - Tekstslide

Een tabel interpreteren
A.  Ali noteert aan het begin van iedere 
maand hoeveel geld hij op zijn 
spaarrekening heeft. 
Hoeveel geld staat er op 1 april op zijn
rekening?
€ 150,00

Zonder € is je antwoord fout.

Slide 22 - Tekstslide

Een tabel interpreteren

B.   Hoeveel geld heeft hij in mei gespaard?
Hij kan pas op 1 juni noteren hoeveel geld 
hij in mei gespaard heeft.
€ 190 - 170 = € 20,00

Slide 23 - Tekstslide

Een tabel interpreteren
C.  Ali spaart iedere maand een vast bedrag,
behalve in de maand dat hij jarig is. Hoeveel
geld heeft hij in de maand van zijn 
verjaardag gespaard?
We zoeken naar een maand waarin er
een ander bedrag is gespaard dan in de rest 
van de maanden. In de andere maanden is het verschil € 20,00.
Op 1 maart is het bedrag groter dan € 20,00 erbij. Hij heeft in februari €130-70=€60,00 gespaard.(€40,00 meer dan normaal) 

Slide 24 - Tekstslide

de afstandstabel
In de rijen staan dezelfde plaatsnamen als in de kolommen.
Combineer plaats
uit een rij  met
een plaats uit 
een kolom -->
de afstand
tussen die twee 
plaatsen.
Wat is de afstand tussen Brugge en Aarlen?  294 km 
Zonder 'km' is je antwoord fout.

Slide 25 - Tekstslide

de afstandstabel
In de rijen staan dezelfde plaatsnamen als in de kolommen.
Tussen welke 
twee plaatsen 
is de afstand 
het kortst?

Antwoord via 
LessonUp.

Slide 26 - Tekstslide

Het lezen van een afstandstabel. Tussen welke
twee plaatsen is de afstand het kortst?

timer
0:30
A
Antwerpen en Brussel
B
Brussel en Charleroi
C
Brugge en Brussel
D
Bastenaken en Aarlen

Slide 27 - Quizvraag