Argumentatiestructuren

Argumentatiestructuren
Wat is een feitelijk argument?
Wat is een waarderend argument?
Wat is een tegenargument?
Wat is een weerlegging?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Argumentatiestructuren
Wat is een feitelijk argument?
Wat is een waarderend argument?
Wat is een tegenargument?
Wat is een weerlegging?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een feitelijke argument?
  • Je ondersteunt je standpunt met feiten
  • Een feitelijk argument is controleerbaar
  • Het is waar of niet waar
 


Slide 2 - Tekstslide

Wat is een waarderend argument?
  • Een waarderend argument is persoonlijk
  • Het geeft aan of je iets mooi of lelijk vindt, goed of slecht
 


Slide 3 - Tekstslide

Wat is een tegenargument? Wat is een weerlegging?
  • Met een tegenargument ga je in tegen het standpunt
  • Met een weerlegging ga je in tegen het argument
 



Slide 4 - Tekstslide

Argumenten, tegenargumenten, weerleggingen, 
feitelijke argumenten, waarderende argumenten 
Lesdoelen
Je herkent het standpunt en het argument 
Je weet het verschil tussen tegenargumenten en weerleggingen
Je weet het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten
Je kunt een argumentatie weergeven in een blokjesschema 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
  •  Elk jaar gebeuren er veel ongelukken met het afsteken van vuurwerk. Daarom willen veel mensen consumentenvuurwerk verbieden.

  • Wat is hier het argument?
  • Is het een feitelijk of waarderend argument?
  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het signaalwoord voor het standpunt?

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Omdat je in Italië zo lekker kunt eten, wil ik elk jaar wel naar dat land op vakantie.

  • Wat is hier het argument?
  • Is het een feitelijk of waarderend argument?
  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het signaalwoord voor het argument?

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld verschil tegenargument - weerlegging
  • 
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan vaderlandse geschiedenis, want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden

Tegenargument 
= tegen het standpunt
Meer aandacht voor vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor wereldgeschiedenis.

Weerlegging
 = tegen het argument
Er is anders weinig in ons verleden waar we trots op kunnen zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Welk deel van de zinnen is het argument? Waarderend of feitelijk?

Jeroen Huizinga is een leuke docent. Het is dus geen wonder dat leerlingen goed naar hem luisteren.


Slide 9 - Open vraag

Welk deel van de zinnen is het argument? Waarderend of feitelijk?

De ouders van Elsa zullen met kerst waarschijnlijk niet gourmetten, want ze zijn een jaar geleden vegetariër geworden.



Slide 10 - Open vraag

Welk deel van de zinnen is het argument? Waarderend of feitelijk?

Het is goed dat er dierproeven worden gehouden; er zijn immers meerdere geneeswijzen door ontdekt.



Slide 11 - Open vraag

Welk deel van de zinnen is het argument? Waarderend of feitelijk?

Omdat je in Italië zo lekker kunt eten,
wil ik elk jaar wel naar dat land op vakantie.




Slide 12 - Open vraag

Welk deel van de zinnen is het argument? Waarderend of feitelijk?

Ik denk dat het wel meevalt met de opwarming van de aarde en de smeltende ijskappen: de zeespiegel is nog nauwelijks gestegen.





Slide 13 - Open vraag

Welk deel van de zinnen is het argument? Waarderend of feitelijk?

Elk jaar gebeuren er veel ongelukken met het afsteken van vuurwerk. Daarom willen veel mensen consumentenvuurwerk verbieden.






Slide 14 - Open vraag

7

Slide 15 - Video

06:50
Laten we vandaag naar het zwembad gaan.
We zijn er al lang niet geweest.

Wat is het standpunt wat is het argument?

Slide 16 - Open vraag

07:13
Met welk signaalwoord kun je bepalen of de
tweede zin een standpunt is?

Slide 17 - Open vraag

07:58
Wat betekent het woord schikken?
Plezier hebben
Netjes maken
Op volgorde zetten
Bloemen fatsoeneren

Slide 18 - Poll

10:46
Wat betekent 'nevenschikking'?

Slide 19 - Open vraag

11:48
Waarom zijn de argumenten hier onafhankelijk?

Slide 20 - Open vraag

12:59
Wat is het verschil tussen nevenschikkende onafhankelijke argumenten en nevenschikkende afhankelijke argumenten?

Slide 21 - Open vraag

14:24
Wat is het verschil tussen een weerlegging en een tegenargument?

Slide 22 - Open vraag

Noem drie dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open vraag

Over welk onderdeel van de les heb je nog vragen?

Slide 24 - Open vraag