Leestekens

Leestekens en hoofdletters
Taalverzorging hoofdstuk. 1 t/m 3 Hoofdstuk 1: Leestekens. Tegenwoordige tijd en verleden tijd.  Hoofdstuk 2: Samengestelde zinnen.  Hoofdstuk 3: Persoonsvorm enkelvoud of meervoud. Voltooid deelwoord
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leestekens en hoofdletters
Taalverzorging hoofdstuk. 1 t/m 3 Hoofdstuk 1: Leestekens. Tegenwoordige tijd en verleden tijd.  Hoofdstuk 2: Samengestelde zinnen.  Hoofdstuk 3: Persoonsvorm enkelvoud of meervoud. Voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Wat gaan we doen?

Les leestekens en hoofdletters.

Opdracht leestekens en hoofdletters.


Slide 2 - Tekstslide

DOEL

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS:

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt.

- je kan punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 4 - Tekstslide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?

Slide 5 - Woordweb

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS


Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters
•  Aan het begin van een zin.
•  Namen en landen (Ajax, Amerika, Italiaanse steden, Janice van de Berg,
     let op: mevrouw Van de Berg)

Geen hoofdletters:
  • namen van seizoenen, maanden en dagen (lente, maart, vrijdag)
  • geloven/religies (islam, katholiek)
  • titels (directeur, minister)


Slide 7 - Tekstslide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punten

Slide 8 - Tekstslide

PUNT (1)

- Aan het einde van een zin.


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 9 - Tekstslide

VRAAGTEKEN

- Na een vraag.


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.

Slide 10 - Tekstslide

UITROEPTEKEN 

- Aan het einde van een zin met extra nadruk:


'Houd daar eens mee op!'



Slide 11 - Tekstslide

KOMMA 

- Tussen twee persoonsvormen.


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).

Slide 12 - Tekstslide

KOMMA (1)

- Voor voegwoorden:

omdat, terwijl, maar, nadat, want


Onze hond eet erg veel, terwijl hij niet dik is.



Slide 13 - Tekstslide

KOMMA (2)

- Tussen de delen van een opsomming.


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 14 - Tekstslide

Citeren

Als je letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd, gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens.

Mijn zoon zei: 'Jij bent lief.'



Slide 15 - Tekstslide

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist:
anouk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Pas op!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Wil jij de pen even pakken
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Juist of onjuist:
ga je mee naar de bioscoop?
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

GELEERD

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- Je weet wanneer je hoofdletters gebruikt.

- Je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Nieuw Nederlands online - hoofdstuk 1 - leestekens taalverzorging. 

Maak opdracht 1 t/m 5.

Slide 24 - Tekstslide