In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Meer dan lezen 1 t/m 4
tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Kies het goede antwoord.
Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...geven aan wat voor soort tekst het is
Slide 2 - Quizvraag
Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Brazilië.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming
Slide 3 - Quizvraag
Veel meiden willen naar het optreden van Ariana Grande, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming
Slide 4 - Quizvraag
Voor het maken van cupcakes heb je nodig: boter, meel, suiker, eieren en melk.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming
Slide 5 - Quizvraag
'Denk aan' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 6 - Quizvraag
Weet je nog?
'Toch' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 7 - Quizvraag
'Tevens' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Bovenaan een tekst staat een ...
A
Titel
B
Tussenkopje
C
Alinea
D
Onderwerp
Slide 13 - Quizvraag
Een tekst is opgedeeld in verschillende ...
A
Onderwerpen
B
Titels
C
Tussenkopjes
D
Alinea's
Slide 14 - Quizvraag
Boven een alinea kan een ... staan
A
tussenkopje
B
titel
Slide 15 - Quizvraag
De belangrijkste zin van een alinea noem je de......
Slide 16 - Open vraag
Noem 2 tekstdoelen
Slide 17 - Open vraag
Wat wil de schrijver als zijn tekstdoel informeren is?
A
de schrijver wil informatie geven, iets nieuws laten weten
B
de schrijver wil een of meer meningen laten zien, de mening van de lezer vormen
C
de schrijver wil de lezer overhalen of aansporen iets te doen
D
de schrijver wil uitleg of instructie geven
Slide 18 - Quizvraag
Wat wil de schrijver als zijn tekstdoel uitleggen is?
A
de schrijver wil informatie geven, iets nieuws laten weten
B
de schrijver wil een of meer meningen laten zien, de mening van de lezer vormen
C
de schrijver wil de lezer overhalen of aansporen iets te doen
D
de schrijver wil uitleg of instructie geven
Slide 19 - Quizvraag
Wat wil de schrijver als zijn tekstdoel mening geven is?
A
de schrijver wil informatie geven, iets nieuws laten weten
B
de schrijver wil een of meer meningen laten zien, de mening van de lezer vormen
C
de schrijver wil de lezer overhalen of aansporen iets te doen
D
de schrijver wil uitleg of instructie geven
Slide 20 - Quizvraag
Wat wil de schrijver als zijn tekstdoel activeren is?
A
de schrijver wil informatie geven, iets nieuws laten weten
B
de schrijver wil een of meer meningen laten zien, de mening van de lezer vormen
C
de schrijver wil de lezer overhalen of aansporen iets te doen
D
de schrijver wil uitleg of instructie geven
Slide 21 - Quizvraag
Noem 3 signaalwoorden die horen bij het verband opsomming.
Slide 22 - Open vraag
Noem 3 signaalwoorden die horen bij het verband tegenstelling.
Slide 23 - Open vraag
Noem 3 signaalwoorden die horen bij het verband oorzaak/gevolg.
Slide 24 - Open vraag
Noem 3 signaalwoorden die horen bij het verband voorbeeld.
Slide 25 - Open vraag
Noem 3 signaalwoorden die horen bij het verband middel-doel.
Slide 26 - Open vraag
Welk tekstverband hoort er bij het signaalwoord indien?
A
Conclusie
B
Voorwaarde
C
Reden
D
Tegenstelling
Slide 27 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort er bij het signaalwoord dus?
A
Conclusie
B
Voorwaarde
C
Reden
D
Tegenstelling
Slide 28 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort er bij het signaalwoord omdat?
A
Conclusie
B
Voorwaarde
C
Reden
D
Tegenstelling
Slide 29 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort er bij het signaalwoord echter?
A
Conclusie
B
Voorwaarde
C
Reden
D
Tegenstelling
Slide 30 - Quizvraag
De schrijver geeft zijn mening: Dit is de slechtste shoarma die ik ooit heb gehad. Is deze tekst objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 31 - Quizvraag
De schrijver geeft zijn mening met argumenten: Dit is de slechtste shoarma die ik ooit heb gehad, want er zaten veel te veel kruiden op. Is deze tekst objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 32 - Quizvraag
Als een argument over een gevoel gaat, is het dan een subjectief of objectief argument?
A
objectief
B
subjectief
Slide 33 - Quizvraag
Als een argument over een feit gaat, is het dan een subjectief of objectief argument?
A
objectief
B
subjectief
Slide 34 - Quizvraag
Noem 2 manieren waarmee een schrijver de tekst kan inleiden.
Slide 35 - Open vraag
Noem 2 manieren waarmee een schrijver de tekst kan afsluiten.