Jaar 2 - eco - herhaal H2

Herhaling hoofdstuk 2
GELD!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 2
GELD!

Slide 1 - Tekstslide

 GELD

Slide 2 - Tekstslide

Eens of oneens?
Wie veel geld heeft, is gelukkig.....

Slide 3 - Open vraag

Soorten geld
  1. Chartaal geld = geld in je hand (tastbaar), contant geld
  2. Giraal geld = niet tastbaar, geld op je bankrekening. 

Slide 4 - Tekstslide

Geld op de bank is:
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 5 - Quizvraag

Ruilen
  • Directe ruil = wanneer je goederen en diensten ruilt zonder gebruik te maken van geld
  • Indirecte ruil = als je iets koopt, ruil je geld voor goederen of diensten.

Slide 6 - Tekstslide

Waar is sprake van een indirecte ruil?
A
Je ruilt je rekenmachine voor een zak pepernoten
B
Je wast de auto van je moeder voor nieuwe sneakers.
C
Je helpt in de zaak van je vader voor euro 20 per avond.
D
Je maakt het huiswerk van je vriend en hij geeft je een pizza.

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

RUILMIDDEL
SPAARMIDDEL
REKENMIDDEL
In de etalage van de Zara hangt een winterjas van € 49,95
Mo bewaart € 15 in de la van zijn bureau.
Mijn vader geeft de kapper € 5 fooi.
Vaten olie en goud worden altijd in Dollars verkocht.
Jill koopt een boek van € 17,95 en gaat thuis lekker lezen.
Een junk verkoopt een gestolen fiets voor € 10 aan een dronken student.
Op de zolder van zijn oma vindt Boaz nog 500 oude guldens in een oude kist.

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt € 254 op je bankrekening staan. Je krijgt er €20 zakgeld bijgestort en van je oma nog €15 voor je rapport. Je nieuwe saldo is €204. Hoeveel heb je uitgegeven?
A
€35
B
€50
C
€85
D
€105

Slide 11 - Quizvraag

SPAREN

Slide 12 - Tekstslide

Eens of oneens:
Als ik € 1.000 krijg, geef ik het dezelfde dag nog uit.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Rente bij sparen 
Als je spaart bij een bank dan krijg je rente.

Rentebedrag per jaar = percentage : 100 x spaarbedrag

Slide 15 - Tekstslide

Je hebt € 150 spaargeld en krijgt daar 0,9% rente op. Hoeveel rente krijg je?
A
€ 2
B
€ 15,50
C
€ 1,35
D
€ 13,50

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Lenen is geld gebruiken dat van een ander is.
Een lening bij een bank betaal je terug met een vast bedrag per maand
 (= maandtermijn)
De maandtermijn bestaat uit:
  1. aflossing
  2. rente  

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

% berekenen!     TAARTsom!  
Percentage = aantal of bedrag : totaal x 100

Slide 20 - Tekstslide

Je leent € 250 en betaalt € 16,25 aan rente. Hoeveel procent is de rente van het geleende bedrag?
A
5%
B
6,5%
C
8%
D
15%

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Eens of oneens:
Het is raar dat voetballers als Frenkie de Jong hun benen verzekeren.

Slide 23 - Open vraag

Verzekering:
een verzekering sluit je af als je kans hebt op schade en je wilt dat die schade vergoed wordt door de verzekeraar.

Slide 24 - Tekstslide

Nog meer begrippen....
Polis: een bewijs dat je een verzekering hebt afgesloten
Premie: Het bedrag dat je als verzekerde betaalt voor de verzekering

Slide 25 - Tekstslide

Het laatste begrip:
Wat is Eigen Risico?

Slide 26 - Open vraag

Ben je klaar voor het proefwerk van volgende week?

Slide 27 - Open vraag