HV3 H6 Markten - les 3

Hoofdstuk 6.2 - De arbeidsmarkt & arbeidsproductiviteit

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6.2 - De arbeidsmarkt & arbeidsproductiviteit

Slide 1 - Tekstslide

Planning voor vandaag
  • Leerdoelen
  • Huiswerk bespreken
  • Wat weten we nog?
  • De arbeidsmarkt
  • Arbeidsproductiviteit

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kan ik uitleggen wie het aanbod van arbeid vormen.
  • Aan het einde van de les kan ik uitleggen wie de vragers zijn naar arbeid.
  • Aan het einde van de les kan ik uitleggen wat arbeidsproductiviteit is en hoe we de arbeidsproductiviteit kunnen berekenen.  

Slide 3 - Tekstslide

6.14
  • Consumeren
  • Consumeren
  • Investeren
  • Investeren  

Slide 4 - Tekstslide

6.15
  • Groente, fruit, water, schoenen, kleding ect.
  • iPod, tijdschrift, duur horloge ect.

Slide 5 - Tekstslide

6.16
  • Luxe goederen, omdat deze niet noodzakelijk zijn. Als de prijs stijgt, zal men van primaire goederen niet veel minder gaan kopen, omdat deze wel noodzakelijk zijn. 
  • Bron .10, want als de prijs van drinkwater verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid drinkwater relatief weinig, omdat dat een noodzakelijk goed is voor mensen. De vraaglijn verloopt dus vrij steil. 

Slide 6 - Tekstslide

6.18

Slide 7 - Tekstslide

6.19
  • Minder. Consumenten die bijvoorbeeld twijfelen tussen geranium of een andere plant zullen nu minder snel kiezen voor en geranium.  
  • De voorkeur van mensen (hoe graag willen ze geranium hebben)
    Het aantal potentiële geraniumkopers (hoe meer mensen, de te meer vraag)
    Het inkomen van de consumenten (hoe hoger het inkomen, des te makkelijker kunnen ze geraniums kopen).
  • Mislukte oogst of verandering van de productie kosten

Slide 8 - Tekstslide

6.20
  • Qv= -200P + 1.200. Hierbij is bij elke prijs de vraag naar geraniums 200 hoger dan eerst. 

Slide 9 - Tekstslide

6.20

Slide 10 - Tekstslide

6.20
  • Meer, rechts.
  • Qa = Qv
    400P - 500 = -200P + 1.200
    600P = 1.700
    P = 1.700 ÷ 600= €2,83
    P= €2,83 

Slide 11 - Tekstslide

6.21
  • Qa = 20P-300. Dit betekent dat de aanbieders nu paas aanbieden vanaf een prijs van €15 (Qa= o als P =€15)

Slide 12 - Tekstslide

6.21

Slide 13 - Tekstslide

6.21
  • Minder, link
  • Qa = Qv 
    20P - 300 = -20P + 600
    40P = 900
    P= 900÷40= €22,50. De nieuwe evenwichtsprijs is €22,50
  • Nee. De stijging van de inkoopprijs was €5, terwijl de verkoopprijs maar gestegen is met €2,50.

Slide 14 - Tekstslide

Wat weten we nog?

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 6. Markten

Slide 16 - Woordweb

De arbeidsmarkt
  • Aanbod van arbeid: alle mensen die betaald werk hebben of werk zoeken voor 1 uur of meer per week.  

Slide 17 - Tekstslide

De arbeidsmarkt
  • Vragers naar arbeid: ondernemingen en niet-commerciële organisaties die mensen in betaalde dienst hebben, of willen hebben, voor meer dan 1 uur per week. 
Werkende zelfstandigen
Werknemers
Vacatures
{
}
Vraag naar arbeid
Werk-gelegenheid

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Flexwerk
  • Vaste contracten zonder een vast aantal uren
  • Tijdelijke contracten
  • Mensen die vanuit een uit een uitzendbureau werken 
  • Oproep- en invalkrachten
  • Zzp'ers

Slide 20 - Tekstslide

6.25
  • Lees opgave 6.25 zelfstandig. 
  • Bedank zelfstandig of Ikrame gelijk heeft en waarom wel of niet. 
  • Overleg met je buurman/ buurvrouw, formuleer samen een antwoord en schrijf dit op.
  • Jullie hebben 5 minuten de tijd. 
  • Eerder klaar? Begin alvast aan 6.26
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Arbeidsproductiviteit
  • Productie(waarde) per persoon in een bepaalde periode. 

  • Arbeidsproductiviteit =

  • Gemiddelde productie per werkende.
productie(-waarde) 
  werkgelegenheid

Slide 23 - Tekstslide

Bij bedrijf dat 56 miljoen iPhones per jaar maakt zijn 2.000 mensen
in dienst. Deze mensen werken 36 uur per week en zijn per jaar 6 weken
vrij.

Bereken de arbeidsproductiviteit in iPhones per medewerker per jaar.
timer
2:00

Slide 24 - Open vraag

Bij bedrijf dat 56 miljoen iPhones per jaar maakt zijn 2.000 mensen
in dienst. Deze mensen werken 36 uur per week en zijn per jaar 6 weken
vrij.
Bereken de arbeidsproductiviteit in iPhones per uur per medewerker.
Rond af op 1 decimaal
timer
2:00

Slide 25 - Open vraag

Arbeidsproductiviteit 
  • Stijgt met hoger opleidingsniveau medewerkers 
  • Stijgt door inzet hoogwaardige machines (en automatisering)
  • Als deze hoog is kun je goedkoper produceren en dat is goed voor de export van product en diensten

Slide 26 - Tekstslide

Werkloosheidspercentage
Aantal werklozen ÷ beroepsbevolking x 100%

Slide 27 - Tekstslide

In een land is de arbeidsproductiviteit € 40.000 per persoon. Er wordt
nu werkgelegenheid geboden aan 12,5 miljoen mensen.
5% van de beroepsbevolking is echter nog werkloos. Met welk bedrag
moet de productiewaarde van het land stijgen zodat er geen
werkloosheid meer is?
timer
2:00

Slide 28 - Open vraag

Uitleg 
In een land is de arbeidsproductiviteit € 40.000 per persoon. Er wordt
nu werkgelegenheid geboden aan 12,5 miljoen mensen. 5% van de beroepsbevolking is echter nog werkloos. Met welk bedrag moet de productiewaarde van het land stijgen zodat er geen werkloosheid meer is?

Als 5% werkloos is, dan is 95% dus aan het werk: 
12.500.000/95 x 5 = 657.895 
657.895 x € 40.000 = € 26.315.800.000

Slide 29 - Tekstslide

Wie vormen het aanbod van arbeid?
Wie zijn de vragers naar arbeid?
Wat is arbeidsproductiviteit?

Slide 30 - Open vraag

Huiswerk
Opgave: 6.24 + 6.26 + 6.27 + 6.28 + 6.29 (gemaakt in de les) + 6.30 + 6.31 + 3.32 + 6.34

Slide 31 - Tekstslide