1a en 1b - 2 juni

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Vandaag

1. Lezen - 10 min.

2. Theorie doornemen 

3. Spiekbrief maken - 10 min. 

3. Quiz

4. Aan de slag met huiswerk

Lezen

Trappen van vergelijking

Trap 1	Stellende trap	Zaken zijn gelijk of gelijkwaardig	Hij is net zo vrolijk als ik	als
Trap 2	Vergrotende trap	Zaken zijn niet gelijk of gelijkwaardig	Hij is vrolijker dan ik	dan
Trap 3	Overtreffende trap	De ene zaak overtreft alle andere	Hij is de vrolijkste van de klas

Lastige verwijswoorden

• hen of hun?
• dat of wat?
• waarmee of met wie?

> instructievideo

Spiekbrief maken

Je maakt voor jezelf een spiekbriefje over de theorie van formuleren h5 en h6. Wat  is dus het belangrijkste om te onthouden?

Volgende week vrijdag is er een S.O.! 

Hoeveel trappen van vergelijking zijn er?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Gebruik je in deze zin 'hen' of hun'?
Hoe is het met ....?

1. hen
2. hun

Je gebruikt bij de trappen van vergelijking 'als'....

1. als iemand iets minder is dan een ander
2. als iemand iets meer is dan een ander
3. als iets/mensen gelijk zijn aan elkaar

Suus eet veel snoep, ______ slecht is voor haar gezondheid.

1. dat
2. wat

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?

1. veel, meer, meest(e)
2. meer, minder, meest(e)
3. veel, meest(e), meer
4. veel, meest(e), minst

De leraar _____ ik de leukte les Nederlands heb gehad vandaag, is morgen niet op school.

1. waarover
2. van wie
3. over wie

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?

veel

1. veel, meer, meest(e)
2. meer, minder, meest(e)
3. veel. meest(e), meer
4. veel, meest(e), minst

Hen of hun?

Hij geeft ..... altijd de schuld.

1. hun
2. hen

Trappen van vergelijking
ruim =

1. stellende trap
2. vergrotende trap
3. overtreffende trap

Het enige ____ ik heb gezegd, is dat Nederlands het leukste vak blijft.

1. dat
2. wat

Trappen van vergelijking
weinig-...........-.............

1. weiniger-weinigst
2. minder-minst

Mijn ouders geven de bloemen aan hen/hun.

1. hen
2. hun

Deze jurk is het mooiste ______ ik in tijden gezien hebt.

1. dat
2. wat

Hun of hen?
Ik stel de vraag aan ...... .

1. hun
2. hen

De film _______ ik je belde, draait ineens niet meer.

1. waarover
2. van wie
3. van waar

Ik weet nu wat de trappen van vergelijking zijn?

1. ja
2. nee

Ik ken de regels voor het gebruik van de verwijswoorden hun/hen.

1. Ja
2. Nee

Ik ken de regels voor het gebruik van de verwijswoorden dat/wat.

1. Ja
2. Nee

Ik ken de regels voor het gebruik van de verwijswoorden waar + voorzetsel of voorzetsel + wie.

1. Ja
2. Nee

Huiswerk volgende les:

- maken: opdracht 1, 2, 3 en 5 (h5) (blz. 152 en 153)

maken: opdracht 1 en 2 (h6) (blz. 182 en 183)

Volgende week: S.O.