Woordsoorten Werkwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

WERKWOORD (WW)

WOORDSOORTEN

PROGRAMMA

1. Lezen - 10 min.​
2. Leerdoelen. - 5 min.
3. Instructie - 10 min.
4. Zelfstandig werken. - 10 min.​
5. Reflectie - 5 min.​

LEERDOEL

• Ik kan een werkwoord herkennen in een zin

Werkwoord

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt

• kijken: De jongens keken naar een lachfilm.​
• starten: Het mentoruur start pas in de tweede schoolweek.

In een zin staat ten minste één werkwoord.  Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord. 

Werkwoord

Er zijn ook werkwoorden met een wat vage betekenis: 

• kunnen, worden of zijn.

Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:

• vallen: val – valt – vallen – viel – vielen – gevallen – vallend.

​

Splitsbaar werkwoord

Een werkwoord kan in een zin gesplitst worden ​:

Hij neemt de bal aan

Hele werkwoord: aannemen

= werkwoord

____

Benoem het werkwoord/de werkwoorden: Tijdens de vakantie zijn Petra en Kim in Italië geweest.

Benoem het werkwoord/de werkwoorden: Het jaarfeest van de sportclub is afgelast door de zomerstorm.

Benoem het werkwoord/de werkwoorden: Tim pakte het verzwakte babyvogeltje voorzichtig op.

Benoem het werkwoord/de werkwoorden: Na een goed gesprek legden Pieter en Bas de ruzie bij.

Zelfstandig werken

Wat ga je maken:

Grammatica: woordsoorten, werkwoord 

M1A + M1B

--> opdracht 1 t/m 6

Zelfstandig werken

Wat ga je maken:

Grammatica: woordsoorten, werkwoord 

M1C + M1D

--> opdracht 1 t/m 7