Vivo: 2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen havo

2.2 Organen en weefsels
2.3 De delen van een cel
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.2 Organen en weefsels
2.3 De delen van een cel

Slide 1 - Tekstslide

Afbeelding: SEM huid mens
DEZE LES
Wat weet je nog van vorige les?
Uitleg
Zelfstandig werken
JE GAAT LEREN OVER
  • dat een orgaan uit verschillende weefsels is opgebouwd.
  • dat weefsels zijn opgebouwd uit cellen en tussencelstof.
  • dat cellen verschillende functies hebben en de daarbij passende vormen.
  • dat een cel alle levenskenmerken bezit

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van?

Kennistest

Slide 3 - Tekstslide

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de torso, zoek het hart.
Zit je hart in de borstholte of buikholte?
A
borstholte
B
buikholte

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vormt een orgaan?
A
Een soort cel
B
Een enkel weefsel
C
Meerdere weefsels samen
D
Een organisme

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een weefsel?
A
Een orgaan
B
Een enkelvoudige cel
C
Groep cellen met dezelfde functie
D
Een organisme

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hoogste organisatieniveau?
A
Het organisme
B
Het weefsel
C
De cel
D
Het orgaan

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de tekening zie je een torso en een dwarsdoorsnede van de torso. Op welke plaats is de dwarsdoorsnede gemaakt? Let op: (Selecteer de juiste letter in het antwoord)
A
A
B
B
C
C

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een torso?
A
hele lichaam zonder hoofd, armen en benen
B
het lichaam zonder armen en benen
C
hele lichaam zonder hoofd en, armen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De torso:
Hoe heet het donker bruine orgaan?
A
Het hart
B
De maag
C
De long
D
De lever

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De torso:
Hoe heet het grijze orgaan?
A
De slokdarm
B
De dikke darm
C
De dunne darm
D
De maag

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan kun je in een torso niet vinden?
A
Lever
B
Nier
C
Baarmoeder
D
Hersenen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Weefsel

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Dit orgaan heeft meerdere functies. Wat doet dit orgaan nog meer?
A
Het maakt voedsel
B
Het verteert voedsel
C
Het vergroot voedsel
D
Het maakt het bloed schoon

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg - laptop dicht a.u.b.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organen bestaan uit weefsels
Een weefsel is een groep cellen die er allemaal hetzelfde uitzien en dezelfde functie hebben. Samen zorgen de weefsels ervoor dat het orgaan goed werkt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefsels bestaan uit cellen
Als je nóg verder inzoomt, ontdek je dat een weefsel bestaat uit cellen. Alle cellen in een weefsel hebben dezelfde functie. Daarom hebben ze allemaal dezelfde vorm

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eén Cel
Een cel is de kleinst mogelijke levende eenheid. Cellen vertonen alle levenskenmerken en kunnen zich delen.

Een cel is ook opgebouwd uit nog kleinere onderdelen. Deze maken de levensverschijnselen van de cel mogelijk.


Slide 19 - Tekstslide

Een levende cel toont alle levenskenmerken.

Op het blaadje is er een plaatje te zien van een huidcel.

Huidcel slijten af doordat ze doodgaan.
Practicumopdracht voor cijfer
Maak twee schematische tekeningen
  1. Dierlijke cel
  2. Plantaardige cel
Teken 1 cel op een A4, groot en duidelijk
Teken alle onderdelen met grijs potlood
Kleur de onderdelen
Trek horizontale lijnen met de naam erachter



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VRAGEN?

Slide 21 - Tekstslide

Wisselmoment: vragen?
Aan het werk 
2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen.
Teksten lezen & Opdrachten maken 2 t/m 7.
Eerder  klaar? Maak de extra opdrachten
8 t/m 10.

timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dierlijke cellen
Cytoplasma: dikke vloeistof in de cel.
Celmembraan: dun vlies wat de cel bij elkaar
houdt.
Celkern: regelcentrum van de cel.
Kernmembraan: de buitenkant van de 
celkern.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cellen bestaan uit kleinere deeltjes

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling in 4 rijken doe je aan de hand van de cel eigenschappen.
 
1. Bacterie cel
2. Dierlijke cel
3. Plantencel
4. Schimmelcel
Hoe herken je ze?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En hoe zit dit bij andere organismen?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sponsdieren

  • Niet-symmetrisch
  • Stevige hoornvezels tussen de cellen
  • Meestal vast op de bodem 

Slide 27 - Tekstslide

Sponzen hebben geen spieren en geen organen voor ademhaling en spijsvertering. Ze hebben zelfs geen mond om voedsel op te nemen. Een spons bestaat uit een groot aantal cellen die niet geordend zijn tot weefsels en organen. Sponzen hebben wel gespecialiseerde cellen met een eigen functie. Sommige cellen zuigen bijvoorbeeld water aan. Andere cellen filteren het voedsel uit het zeewater. Maar omdat de cellen met dezelfde taak niet samenwerken, vormen ze geen weefsel.
Weektaak
2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen.
Teksten lezen
Opdrachten maken

Zet deze taak in je agenda

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VRAGEN?

Slide 29 - Tekstslide

Wisselmoment: vragen?