VWO H30 Begrote en werkelijke winst

VWO H30 Begrote en werkelijke winst
30.1 Omzetbelasting 
30.2 Verkoopprijs 
30.3 Begrote winst 
30.4 Werkelijke winst 
30.5 Verschillenanalyse 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VWO H30 Begrote en werkelijke winst
30.1 Omzetbelasting 
30.2 Verkoopprijs 
30.3 Begrote winst 
30.4 Werkelijke winst 
30.5 Verschillenanalyse 

Slide 1 - Tekstslide

Planning periode 2 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na afloop van deze les kun je:
  • de verkoopprijs berekenen met een winstopslag
  • de brutowinstmarge berekenen
  • de begrote en werkelijke winst berekenen met én zonder specificatie van het financieringsresultaat
  • een verschillenanalyse opstellen

Slide 3 - Tekstslide

Winstprognoses

Slide 4 - Tekstslide

Winstprognoses
Intern:
  • Inkoop
  • Personeel
  • Productiecapaciteit
  • Liquiditeit 
Extern
  • Leveranciers
  • Aandeelhouders

Slide 5 - Tekstslide

30.1 Omzetbelasting
  • BTW: Belasting toegevoegde waarde (9% of 21%)
  • Voor de onderneming gebruiken we de omzet exclusief btw!!


  • Berekenen: 
  • Verkoopprijs in- en exclusief btw 
  • Af te dragen btw = ontvangen btw - betaalde btw  

Slide 6 - Tekstslide


Slide 7 - Open vraag

Af te dragen btw = ontvangen btw - betaalde btw

Ontvangen = 9% x € 100.000 = € 9.000
Betaald = 9% x € 75.000 = € 6.750

Af te dragen = € 9.000 - € 6.750 = € 2.250

Slide 8 - Tekstslide


Slide 9 - Open vraag

Inkoopprijs =                    0,75                (100%)
Winstopslag =                  2,25               (300%)
Verkoopprijs ex. btw =   3,00
Btw 9% x € 3,00 =           0,27
Verkoopprijs inc. btw = 3,27  >> wordt € 3.30 

Slide 10 - Tekstslide

30.2 Verkoopprijs 
Winstopslag als percentage van de inkoopprijs of van de verkoopprijs? 

Rekenen met percentages: 
Wat volgt na van of dan = 100% 

Slide 11 - Tekstslide

Verkoopprijs berekenen

Slide 12 - Tekstslide


Slide 13 - Open vraag

Inkoopprijs = € 400
Winstopslag = ? 
Verkoopprijs ex = 774,40/ 1,21 = 640

(640-400)/400 x 100% = 60% 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

30.3 Begrote winst
Begrote winst = verwachte winst = voorcalculatorische winst

Brutowinst = brutomarge = verkoopresultaat

Winst = bedrijfsresultaat 


Slide 16 - Tekstslide


Slide 17 - Open vraag

Omzet = afzet x prijs 
= 8.400 x € 15 + 2.600 x € 7 = € 144.200 

Omzet                = € 144.200 
Inkoopwaarde = €    75.600
Brutowinst        = €   68.600
Bedrijfskosten =  €   35.200 -
Nettowinst        = €   33.400 

Slide 18 - Tekstslide

Brutowinstmarge
De brutowinstmarge is de brutowinst uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs

Omzet 
Inkoopwaarde van de omzet -
Brutowinst 

Brutowinstmarge =                                          x 100%

inkoopprijsbrutowinst

Slide 19 - Tekstslide

Brutowinstmarge voorbeeld
De inkoopprijs van een laptop is € 900. De verkoopprijs is
€ 1.500.
  • Bereken de brutowinstmarge in euro's 
  • Bereken de brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs 
600 : 900 x 100% = 66,7%
1500 - 900 = 600

Slide 20 - Tekstslide

Financieringsresultaat
Interestopbrengsten   
Interestkosten -
Financieringsresultaat  

Slide 21 - Tekstslide

Resultatenrekening in scontrovorm

Slide 22 - Tekstslide

In paginavorm met financieringsresultaat

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opgaven maken 30.10 t/m 30.12
timer
20:00

Slide 28 - Tekstslide

De inkoopprijs van een telefoon van het merk Samsung is € 400. De verkoopprijs van de telefoon is € 900.

Bereken de brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs
Vul je antwoord in als 10%

Slide 29 - Open vraag

De inkoopprijs van een Gucci-riem is € 150. De brutowinstmarge is 120%. Bereken de verkoopprijs.

Vul je antwoord in als €10

Slide 30 - Open vraag

De brutowinstmarge is .......
A
een percentage van de verkoopprijs
B
een percentage van de omzet
C
een percentage van de btw
D
een percentage van de inkoopprijs

Slide 31 - Quizvraag

Lesdoelen
Na afloop van deze les kun je:
  • een verschillenanalyse opstellen
  • beleidsmaatregelen bedenken naar aanleiding van de geconstateerde  verschillen

Slide 32 - Tekstslide

26.5 Verschillenanalyse
Vergelijking tussen de verwachte winst en de werkelijke winst en analyse waardoor de verschillen zijn ontstaan. 

Waarom is de brutowinst hoger/lager dan verwacht? 
  • Verandering verkoopprijs?
  • Verandering inkoopprijs?
  • Verandering afzet? 
  • Welke kosten zijn er hoger/lager dan verwacht en hoe komt dat? 

Slide 33 - Tekstslide

Beleidsmaatregelen
Welke maatregelen ga je nemen voor de volgende begrotingsperiode? 

Voorbeeld: hogere inkoopprijs of kosten? 
  • Kun je goedkoper inkopen? 
  • Inkoopprijs/ kosten voor hoger bedrag begroten? 
  • hogere inkoopprijs/ kosten ten laste van winstmarge of doorberekenen in verkoopprijs? 

Slide 34 - Tekstslide

Opgave 30.12 
€ 25 x 1,85 x 1,21 = € 55,96 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Omzet = € 850.630 / 1,21    = € 703.000
Inkoopwaarde vd omzet     = € 385.000 -
Brutowinst                                 = € 318.000
Bedrijfskosten (22+82+38) = € 142.000 -
Nettowinst                                  = € 176.000

Slide 37 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 38 - Tekstslide

Opgave 30.13
Klaar? Maak een foto van je tabel
timer
15:00

Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Tekstslide

Verwachte verkoopprijs = 45 + 9 + 13,50 + 7,5 = 75
200.000 x € 7,50 = € 1.500.000
Gerealiseerde winst = 180.000 x € 70 =                € 1.260.000 
Werkelijke kweekkosten = 180.000 x € 44,50 = € 8.010.000 - 
Werkelijke verkoopkosten =                                    € 1.600.000 -
Werkelijke overige kosten =                                    € 2.000.000
Gerealiseerde winst =                                                €    990.000
Begroot € 1.500.000 - werkelijk € 990.000 = € 510.000 nadelig 

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk: Examenopgave E30.2
Uitwerking inleveren uiterlijk zondag 18.00 uur via 
Teams Berichten (maak een foto van je werk) 

Lezen Hoofdstuk 31.1 en 31.2

Slide 42 - Tekstslide