Noteer van onderstaande zinnen de pv. Zet zinsdeelstrepen en noteer ook het ow, lv en mv.
1. De politieagent gaf de foutparkeerder een fikse bekeuring.
2. Heeft u uw dochter voor haar verjaardag een gouden ring beloofd?
3. Al zijn bezittingen moest de gelovige aan de sekteleider afstaan.
4. De hofmeester schept alle officieren een bord nasi goreng op.
5. Piet overhandigde Harry op het feest een glas cola.
6. De manege bood de amazones een dressuurles van Ankie van Grunsven aan.
7. Wie van jullie wil het huiswerk even aan Esther doorgeven?
8. Heeft de trainer jou een plaats in het C1-elftal toegezegd?