Maak zinnen met de gegeven zinsdelen in de volgorde zoals die is aangegeven. Zet een streep onder het lijdend voorwerp.
1. Onze leraar Engels (ow) - pv/wg - lv.
2. ow - moet (pv/wg) - lv - over een maand - wg.
3. Wil (pv/wg) - ow - lv - wg?
4. lv - kun (pv/wg) - ow - bij elke bioscoop - wg.
5. Vanochtend - pv/wg - ow - lv.
6. pv/wg - ow - vaak - lv - wg - aan haar Franse vriendin?