Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
5.1 Grammatica - Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp (lv)
Wat was dat ook alweer?
Lijdend voorwerp (lv)
1 / 46
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
46 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lijdend voorwerp (lv)
Wat was dat ook alweer?
Lijdend voorwerp (lv)
Slide 1 - Tekstslide
Lijdend voorwerp (lv)
Wat was dat ook alweer?
-> geeft aan wat iemand/iets overkomt
Lijdend voorwerp (lv)
Slide 2 - Tekstslide
Lijdend voorwerp (lv)
Wat was dat ook alweer?
-> hierbij 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets.
(Wie/wat + wg + ow = lv)
Lijdend voorwerp (lv)
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het lv?
Ik heb de borrelnootjes allemaal opgegeten.
Slide 4 - Open vraag
Wat is het lv?
Wanneer knap je die fiets op?
Slide 5 - Open vraag
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel. Hieronder is het
meerwerkend voorwerp
dikgedrukt. Wat geeft het meewerkend voorwerp aan?
De docent geeft
de leerling
huiswerk.
Mara gaf het cadeau
aan Piet
.
Voor moederdag heb ik
mijn moeder
bloemen gegeven.
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 6 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel. Hieronder is het
meerwerkend voorwerp
dikgedrukt. Wat geeft het meewerkend voorwerp aan?
De docent geeft
de leerling
huiswerk.
Mara gaf het cadeau
aan Piet
.
Voor moederdag heb ik
mijn moeder
bloemen gegeven.
Meewerkend voorwerp (mv)
Het
meewerkend voorwerp
geeft aan voor wie iets is bestemd.
Slide 7 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel.
Dit zinsdeel geeft aan voor wie iets bestemd is.
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 8 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel.
Dit zinsdeel geeft aan voor wie iets bestemd is.
Bijvoorbeeld:
De groenteboer gaf een komkommer aan zijn klant
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 9 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel.
Dit zinsdeel geeft aan voor wie iets bestemd is.
Bijvoorbeeld:
De groenteboer gaf een komkommer aan zijn klant
Wie ontvangt iets?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 10 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel.
Dit zinsdeel geeft aan voor wie iets bestemd is.
Bijvoorbeeld:
De groenteboer gaf een komkommer aan
zijn klant
Wie ontvangt iets? -> zijn klant
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 11 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Marc | maakte | voor Roos | een ontbijtje
Pv: maakte
Ow: Marc
Wg: maakte
Lv: een ontbijtje
Mv:
Voor wie is hier iets bestemd?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 12 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Marc | maakte | voor Roos | een ontbijtje
Pv: maakte
Ow: Marc
Wg: maakte
Lv: een ontbijtje
Mv: voor Roos
Voor wie is hier iets bestemd?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 13 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De jongen | mocht | zijn broertje | een cadeau geven
Pv: mocht
Ow: de jongen
Wg: mocht geven
Lv: een cadeau
Mv:
Voor wie is hier iets bestemd?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 14 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De jongen | mocht | zijn broertje | een cadeau geven
Pv: mocht
Ow: de jongen
Wg: mocht geven
Lv: een cadeau
Mv: zijn broertje
Voor wie is hier iets bestemd?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 15 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Wat | heeft | de advocaat | jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: de advocaat
Wg: heeft verteld
Lv: wat
Mv:
Voor wie is hier iets bestemd?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 16 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Een meewerkend voorwerp geeft dus aan voor wie iets bestemd is.
Ook voor het mv is er een hulpvraag die je kan stellen:
Aan/voor wie + wg + ow + lv = mv
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 17 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Wat | heeft | de advocaat | jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: de advocaat
Wg: heeft verteld
Lv: wat
Mv:
Aan/voor wie + wg + ow + lv
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 18 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Wat | heeft | de advocaat | jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: de advocaat
Wg: heeft verteld
Lv: wat
Mv:
Aan/voor wie + wg + ow + lv
Aan wie heeft de advocaat wat verteld?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 19 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Wat | heeft | de advocaat | jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: de advocaat
Wg: heeft verteld
Lv: wat
Mv: jou
Aan/voor wie + wg + ow + lv
Aan wie heeft de advocaat wat verteld?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 20 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Ik | wilde | mijn lieve nicht | een puppy | geven
Pv: wilde
Ow: ik
Wg: wilde geven
Lv: een puppy
Mv:
Aan/voor wie + wg + ow + lv
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 21 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Ik | wilde | mijn lieve nicht | een puppy | geven
Pv: wilde
Ow: ik
Wg: wilde geven
Lv: een puppy
Mv:
Aan/voor wie + wg + ow + lv
Aan wie wilde ik een puppy geven?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 22 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Ik | wilde | mijn lieve nicht | een puppy | geven
Pv: wilde
Ow: ik
Wg: wilde geven
Lv: een puppy
Mv: mijn lieve nicht
Aan/voor wie + wg + ow + lv
Aan wie wilde ik een puppy geven?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 23 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Ik | wilde | mijn lieve nicht | een puppy | geven
Pv: wilde
Ow: ik
Wg: wilde geven
Lv: een puppy
Mv: mijn lieve nicht
Aan/voor wie + wg + ow + lv
Aan wie wilde ik een puppy geven?
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 24 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De politieagent gaf de foutparkeerder een fikse bekeuring.
Pv:
Ow:
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 25 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De politieagent
gaf
de foutparkeerder een fikse bekeuring.
Pv:
gaf
Ow:
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 26 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De politieagent |
gaf
| de foutparkeerder | een fikse bekeuring.
Pv:
gaf
Ow:
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 27 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De politieagent |
gaf
| de foutparkeerder | een fikse bekeuring.
Pv:
gaf
Ow:
de politieagent
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 28 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De politieagent |
gaf
| de foutparkeerder | een fikse bekeuring.
Pv:
gaf
Ow:
de politieagent
Wg:
gaf
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 29 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De politieagent |
gaf
| de foutparkeerder | een fikse bekeuring.
Pv:
gaf
Ow:
de politieagent
Wg:
gaf
Lv:
een fikse bekeuring
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 30 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
De politieagent |
gaf
| de foutparkeerder | een fikse bekeuring.
Pv:
gaf
Ow:
de politieagent
Wg:
gaf
Lv:
een fikse bekeuring
Mv:
de foutparkeerder
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 31 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Heeft u uw dochter voor haar verjaardag een gouden ring beloofd?
Pv:
Ow:
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 32 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Heeft
u uw dochter voor haar verjaardag een gouden ring beloofd?
Pv:
heeft
Ow:
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 33 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Heeft
| u | uw dochter | voor haar verjaardag | een gouden ring | beloofd?
Pv:
heeft
Ow:
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 34 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Heeft
| u | uw dochter | voor haar verjaardag | een gouden ring | beloofd?
Pv:
heeft
Ow:
u
Wg:
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 35 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Heeft
| u | uw dochter | voor haar verjaardag | een gouden ring | beloofd?
Pv:
heeft
Ow:
u
Wg:
heeft beloofd
Lv:
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 36 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Heeft
| u | uw dochter | voor haar verjaardag | een gouden ring | beloofd?
Pv:
heeft
Ow:
u
Wg:
heeft beloofd
Lv:
een gouden ring
Mv:
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 37 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Heeft
| u | uw dochter | voor haar verjaardag | een gouden ring | beloofd?
Pv:
heeft
Ow:
u
Wg:
heeft beloofd
Lv:
een gouden ring
Mv:
uw dochter
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 38 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Oefenen
Ontleed de volgende zinnen (pv, ow, wg, lv, mv)
Al zijn bezittingen moest de gelovige aan de leider sekteleider afstaan.
De hofmeester schept alle officieren een bord nasi goreng op.
Meewerkend voorwerp oefenen
Slide 39 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Oefenen
Al zijn bezittingen |
moest
| de gelovige | aan de sekteleider | afstaan.
Pv:
moest
Ow:
de gelovige
Wg:
moest afstaan
Lv:
al zijn bezittingen
Mv:
aan de sekteleider
Meewerkend voorwerp oefenen
Slide 40 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (mv)
Oefenen
De hofmeester |
schept
| alle officieren | een bord nasi goreng | op.
Pv:
schept
Ow:
de hofmeester
Wg:
schept op
Lv:
een bord nasi goreng
Mv:
alle officieren
Meewerkend voorwerp oefenen
Slide 41 - Tekstslide
Huiswerk
Maken:
Datum:
Lesuur:
Huiswerk
Slide 42 - Tekstslide
Lesafsluiting
Lesdoel:
Je weet hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kan vinden
Lesafsluiting
Slide 43 - Tekstslide
Wat geeft het mv aan?
A
Wat er gedaan wordt in een zin
B
Wie iets doet in een zin
C
Wie/wat iets overkomt in een zin
D
Voor wie iets bestemd is in een zin
Slide 44 - Quizvraag
Welke hulpvraag kan je stellen om het mv te vinden?
Slide 45 - Open vraag
Volgende les:
Volgende les
Slide 46 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Grammatica - Meewerkend voorwerp
April 2024
- Les met
42 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
5. Differentiatie-les - extra materiaal
Mei 2020
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Meewerkend Voorwerp
Mei 2020
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Het Meewerkend voorwerp
Februari 2021
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
6.2 Grammatica - alles
Januari 2023
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
HV1 H5 Meewerkend voorwerp en H6 Bijwoordelijke bepaling
Januari 2024
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
5.2 Grammatica - Meewerkend voorwerp
Mei 2020
- Les met
53 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1HV Grammatica Zinsdelen H5: Meewerkend voorwerp
Januari 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1