Woordenschat H1 en H2

Woordenschat
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Hoe goed is mijn woordenschat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Theorie
Woordraadstrategieën

Officieel taalgebruik

Voor- en achtervoegsels

Uitdrukkingen

Slide 3 - Tekstslide

Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
voorbeelden zoeken
D
de inhoudsopgave bekijken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een woordraadstrategie?
A
Een manier om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen.
B
Een manier om moeilijke woorden in een tekst te vinden.

Slide 5 - Quizvraag

samenwerken
toch
goed
per ongeluk
meewerken
over
Aandachtig
abusievelijk
een bijdrage leveren
inzake
desondanks
de handen ineenslaan

Slide 6 - Sleepvraag

Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
omschrijving zoeken
C
vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken

Slide 7 - Quizvraag

Woordenschat Quiz

Slide 8 - Tekstslide

promoten betekent:
A
iets bekend maken
B
een actie
C
een medicijn
D
voorstellen

Slide 9 - Quizvraag

claimen betekent:
A
Dat je het eist
B
Dat je contact hebt

Slide 10 - Quizvraag

Het is weer koek en ei

Wat betekent de uitdrukking?
A
Het goed met elkaar kunnen vinden.
B
De ruzie is voorbij, alles is goed

Slide 11 - Quizvraag

Bij het nieuwe ICT bedrijf is er fraude ontdekt in de facturen.
Wat betekent fraude?
A
de geldzaken
B
de rekeningen zijn te hoog
C
het bedrog met geld
D
de groei van het bedrijf

Slide 12 - Quizvraag

De aanleiding betekent:
A
het begin
B
de reden

Slide 13 - Quizvraag

goedkope dingen gaan vaak snel kapot. Je bent meer geld kwijt door weer iets nieuws te kopen
je moet werken en niet praten
het goed met elkaar kunnen vinden
van te veel eten kan je dik worden.
sterk overdrijven
Elk pondje gaat door het mondje.
goed koop is duurkoop
praatjes vullen geen gaatjes
van een mug een olifant maken
goed door één deur kunnen

Slide 14 - Sleepvraag

Noem een ander woord voor gedogen:

Slide 15 - Open vraag

Wat gebeurt er als je met het verkeerde been uit bed stapt?
A
je breekt je been
B
je valt uit bed
C
je bent in een slechte bui
D
je hebt zin in de dag

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel 'wan'?
A
niet
B
slecht
C
opnieuw

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent het achtervoegsel 'loos'?
A
niet
B
slecht
C
zonder

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk
Woordenschat H2 
Bladzijde 52-53-54-55
Maak opdracht 1 t/m 6

Slide 19 - Tekstslide

Door deze lesactiviteiten heb ik mijn woordenschat vergroot.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll