Cursus 9 Woordenschat, les 2

Welkom
op tafel:
leesboek, laptop (dicht), 

timer
5:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
op tafel:
leesboek, laptop (dicht), 

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • controle (huis)werk
  • 20 min: Aan de slag met opdrachten Woordenschat
  • verder met de kijkopdracht 

Slide 2 - Tekstslide

Toetsweek periode 2
   Cursus 9       Woordenschat             - § 1: Schooltaal
                                                                         - § 2: Politiek
                                                                         - § 3: Landbouw
                                                                          - § 4: Reizen


                                     



Slide 3 - Tekstslide

Aan het werk
Wat: Cursus 9  Woordenschat  , Nieuw Nederlands online
§ 3 opdracht 1+2 +3   en   § 4 opdracht 1+2+3
Hoe: je gaat zelfstandig aan het werk
Hulp: als je een vraag hebt, hand omhoog dan kom ik langs
Tijd: 10 minuten, alleen in stilte + 10 min. samen met buurman(vrouw)= fluisterniveau.
Klaar:-Leer de woordenlijst- Taalspelletje  -Niet af, is huiswerk .

timer
20:00

Slide 4 - Tekstslide

Tot de volgende keer!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Instructie
Je hebt de volgende manieren geleerd om de betekenis van een onbekend woord te zoeken:
  • Zoek in de tekst naar een synoniem: een woord dat ongeveer hetzelfde betekent
  • Zoek in de tekst naar de betekenis van een woord
  • Zoek in de tekst naar een voorbeeld, let dan op signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zoals, als enz.
  • Zoek in de tekst naar een tegenstelling. Bijvoorbeeld: ontkennen tegenover zeggen dat het wel zo is.
  • Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel. Bijvoorbeeld: onnodig, waardeloos, herkansen enz.
  • Zoek (een deel) van het woord op in een woordenboek, kies dan de betekenis die bij de tekst past
  • Let op woorden met meerdere betekenissen. Welke betekenis van het woord past in de tekst?

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je vergroot je woordenschat.
- Je kent de vijf woordraadstrategieën uit hoofdstuk 1.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie
Woordraadstrategieën

Officieel taalgebruik

Slide 9 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met een woordraadstrategie?
A
Een manier om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen.
B
Een manier om moeilijke woorden in een tekst te vinden.

Slide 10 - Quizvraag

Dit is GEEN woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
voorbeelden zoeken
D
de inhoudsopgave bekijken

Slide 11 - Quizvraag

samenwerken
toch
goed
per ongeluk
meewerken
over
aandachtig
abusievelijk
een bijdrage leveren
inzake
desondanks
de handen ineenslaan

Slide 12 - Sleepvraag

het dilemma betekent:
A
een moeilijke keuze tussen twee dingen
B
twee dingen achter elkaar opnoemen
C
een medicijn dat tegen twee ziektes helpt
D
een keuze die voor je gemaakt is

Slide 13 - Quizvraag

waarneembaar betekent:
A
Dat je het kan zien
B
Dat je het niet kan zien

Slide 14 - Quizvraag

Thans komt dit verschijnsel niet meer voor.
Wat betekent thans?
A
Later
B
Ooit
C
Nu
D
Nooit

Slide 15 - Quizvraag

De effectiviteit betekent:
A
het einde
B
het nut
C
het begin
D
de zinloze bezigheid

Slide 16 - Quizvraag

in de beginfase zijn
weten wat de problemen zijn
een einde maken aan ongewenst gedrag
niet te hoge eisen stellen
over de grenzen gaan.
weten waar de schoen wringt.
de lat niet te hoog leggen
paal en perk stellen
grenzen overschrijden
in de kinderschoenen staan

Slide 17 - Sleepvraag

Noem een synoniem voor risico:

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 1, blz. 24
Gebruik bij het beantwoorden van de vragen het fragment uit het woordenboek. 
Je ziet daar bij het woord 'grens', daarbij allerlei woorden die met het woord kunnen worden gemaakt.
Bijvoorbeeld:
Opdr. 1.1  Wat betekent het woord 'loos' in grenzeloos?
Betekenis 1: heel groot, zonder grenzen = eindeloos * vanaf het schip leek de zee een eindeloze vlakte

Slide 19 - Tekstslide

Wat gebeurt er als je een scheve schaats rijdt?
A
Je schaats is afgebroken.
B
Je schaatst te hard.
C
Je hebt iets gedaan wat niet mag of hoort.
D
Je hebt iets gedaan wat fantastisch was.

Slide 20 - Quizvraag

Nou, breekt mijn klomp.

Wat betekent de uitdrukking?
A
Ik ben stomverbaasd.
B
Ik ben nieuwsgierig.

Slide 21 - Quizvraag

Tot de volgende keer!

Slide 22 - Tekstslide