Het zenuwstelsel anatomie/fysio

Het zenuwstelsel
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ziektekundeMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Het zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe is het met jullie?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

planning vandaag
09-00 - 10.00 anatomie (zenuwstelsel)

11.15 - 12.15 welzijn/communicatie (assertiviteit)

12.45 - 13.45 anatomie (zintuigen)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
De student kan in eigen woorden vertellen;
  • wat de functie van een zenuwcel is
  • Waar het centraal zenuwstelsel uit bestaat
  • Wat er wordt bedoeld met perifeer zenuwstelsel
  • Wat er wordt bedoeld met een reflex

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zenuwstelsel

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcellen
  • 100 Miljard zenuwcellen. Het grootste deel daarvan bevindt zich in het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg)
  •  Zenuwcellen verwerken informatie en signalen. Ze kunnen deze ontvangen en doorgeven zonder verlies van signaalsterkte.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zelf opzoeken
Er zijn 3 type zenuwcellen
Zoek op welke 3 type zenuwcellen er zijn
Wat is de functie van deze zenuwcellen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 Typen zenuwcellen
  • Gevoelszenuwcellen
  • Schakelcellen 
  • Bewegingszenuwcellen 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van gevoelszenuwcel (sensorische):

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3 Typen zenuwcellen
Impuls = elektrisch signaaltje
Gevoelszenuwcel: Vervoeren impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel.
Schakelcel:  Zijn aan beide einden verbonden met andere zenuwcellen.  Schakelcellen krijgen informatie van gevoelszenuwcellen en/of andere schakelcellen en geven informatie door aan bewegingszenuwcellen en/of andere schakelcellen.
Bewegingszenuwcellen: Vervoeren impulsen weg van het centraal zenuwstelsel en richting een spier of een klier.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centrale zenuwstelsel (CZS)
Bestaat uit :
  • Hersenen
  • Het ruggenmerg

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de grote hersenen:
(zoek dit even op voor jezelf)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Functies 
Grote hersenen:  Controlecentrum
  • Maken het bewust handelen mogelijk. 
  • Prikkels komen hier aan en worden 
verwerkt.
  • Functies als denkvermogen, taal, geheugen, creativiteit en nieuwe dingen aanleren.



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar bestaat het centrale zenuwstelsel uit
A
Hersenen en zenuwen
B
Pezen en zenuwen
C
Het ruggenmerg en zenuwen
D
Hersenen en ruggenmerg

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleine hersenen
Coördinatie en balans/ evenwicht.
 Gevoelig voor alcohol. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de hersenstam:
(zoek dit even op voor jezelf)

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hersenstam
Bestuurt belangrijke levensfuncties: Ademhalen, slaap- waakcyclus, spijsvertering reguleren, kauwen, slikken, huilen, plassen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De functies van de grote hersenen zijn:
A
Maken het handelen mogelijk
B
Regelen van lichaamstemperatuur
C
coördinatie balans/evenwicht
D
Prikkels komen hierbinnen en worden verwerkt

Slide 21 - Quizvraag

regelen van lichaamstemperatuur is hersenstam
coördinatie balans/evenwicht is kleine hersenen
Ruggenmerg
  • Is onderdeel van het centrale zenuwstelsel, en bevindt zich in het kanaal van de wervelkolom .
  • Hierdoor lopen alle zenuwen die van en naar de hersenen toe gaan.
  • Dwarslaesie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Perifeer zenuwstelsel
Bestaat uit zenuwen die impulsen aan- en afvoeren vanuit het lichaam naar het centraal zenuwstelsel.

Bestaat uit:
willekeurig en autonoom zenuwstelsel

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf opzoeken
Wat wordt bedoeld met;

Willekeurig zenuwstelsel

Autonoom zenuwstelsel

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Willekeurig zenuwstelsel
(soms ook somatisch zenuwstelsel genoemd ) 
Soma = lichaam --> bewust
Stuurt alles aan waar we controle over hebben.

Lopen, praten, zwaaien

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autonoom zenuwstelsel
Auto = zelf --> onbewust/ automatisch

 Stuurt het hart en gladde spierweefsels (zoals maag-darmstelsel, bloedvaten, luchtwegen, voortplantingsorganen)
aan. 
Over dit gedeelte hebben wij geen controle.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij wat er wordt bedoeld met een reflex? noem een voorbeeld van een reflex

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflex
Een reflex is een onwillekeurige reactie van de spieren op een prikkel.
Er vindt geen bewustwording in de hersenen plaats dus de route is kort.

Voorbeeld: Je brandt je aan een hete oven en trekt je hand terug. Later besef je pas wat je hebt gedaan.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van de les van vandaag over het zenuwstelsel?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel behaald?
De student kan in eigen woorden vertellen;
  • wat de functie van een zenuwcel is
  • Waar het centraal zenuwstelsel uit bestaat
  • Wat er wordt bedoeld met perifeer zenuwstelsel
  • Wat er wordt bedoeld met een reflex

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Wat: Maak een schematische tekeningen van een zenuwcel. Je mag zelf kiezen welk type (sensorisch, motorisch of schakelcel).
Hoe: Met potlood of pen
  1. Benoem de volgende onderdelen in je tekening: Axon, cellichaam, dendriet, myelineschede en synaps. 
  2. Beschrijf in een paar woorden de functie van elk onderdeel.
  3.  Geef met een pijl de richting van de impulsoverdracht aan.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies