2 havo H5 Spelling hoofdletters en leestekens

2 havo H5 Spelling - les 1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2 havo H5 Spelling - les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Ik kan hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande zinnen. Wat is het verschil tussen beide zinnen?
a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.
A
Er is geen verschil.
B
Er is een verschil in betekenis.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin.
  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. 
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:  

  • bij samenstellingen met religieuze feesten:
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan:
  • bij windstreken;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
engelse drop
B
Engelse drop

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
jarik de boer
B
Jarik De Boer
C
Jarik de Boer
D
jarik De Boer

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Boek (p. 154 - 155): 
  • Lees de theorie nogmaals door. Hier staan meer voorbeelden bij de uitleg.
  • Maak opdracht 1




timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je heeft een citaat of directe reden aan:

"Gisteren," vertelde moeder, "vielen de mussen van het dak."
Hij vroeg: "Hoe zit dat?"
"Hoe zit dat?", vroeg hij. 
Aanhalingstekens:

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).

Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten:  
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:  

directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Sara zei:" Ik heb een super
vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je deze naam goed?
mevrouw h. de jong

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je deze naam goed?
mevrouw de jong

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

mevrouw H. de Jong
mevrouw De Jong

(de eerste letter van een naam schrijf je met hoofdletter)
Let dus op het verschil

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
hij zei in mei leggen alle vogels een ei

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij zei: "In mei leggen alle vogels een ei."
Goede antwoord:

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
maar vroeg van houten spreken we morgen nog af

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

"Maar," vroeg Van Houten, "spreken we morgen nog af?"
Goede antwoord:

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thomas zei "Daar heb ik geen zin in."
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

De dubbele punt mist. 
"Ik vind het niet leuk!", riep Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Boek (p. 154 - 155): 
  • Lees de theorie nogmaals door. Hier staan meer voorbeelden bij de uitleg.
  • Maak opdracht 1, 2 en 3 in je schrift.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Boek bladzijde 255
  • Lees de theorie nogmaals door. Hier staan meer voorbeelden bij de uitleg.
  • Maak opdracht 1 en 2 



timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
1 Bijna iedere toerist heeft de Trevifontein in Rome weleens bezocht.
2 Laatst zwom er een naakte man in de door Bernini ontworpen fontein.
3 Doordat er veel bezoekers komen, ontstaan er opstoppingen aan het Piazzi di Trevi.
4 Zou de Italiaanse minister Dario Franceschini een oplossing kunnen bedenken?
5 Burgemeester Raggi wel, want hij gaat stilstaan bij het monument verbieden.
6 Mara en Sofie uit Voorburg gaan binnenkort naar Italië, omdat ze het beeld van de zeegod Oceanus willen bekijken.
7 Zullen ze dan nog tussen de Romeinen over het magische plein kunnen slenteren?
8 Misschien wordt dat lastig, maar de dames zijn vast van plan om een paar muntjes in de fontein te gooien.

Opdracht 2
1 ‘De wedstrijd tegen Luxemburg zullen we moeten winnen’, zei de bondscoach.
2 Mevrouw De Waal beweert dat Joost ten Berge elk hotel googelt, voordat hij er ook maar één nacht doorbrengt.
3 De musicalster antwoordde op de vraag van de journalist: ‘Inderdaad, ik heb een relatie met Chantal, meneer.’
4 Mijn zus Erica vroeg me of mijn nieuwe vriend Joannis rood haar had.
5 Els vroeg: ‘Zeg Astrid, wat vindt je moeder van die opvallende kleren van jou?’
6 Nadia riep vertwijfeld: ‘Geef me mijn sokken terug!’

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies