1th Grammaticah H1 t/m 6 + Spelling H5

10 minuten lezen
Voor de leerlingen thuis: jullie opdracht staat in de chat!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 minuten lezen
Voor de leerlingen thuis: jullie opdracht staat in de chat!

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Bij deze misschien wel laatste 'hybride' les Nederlands ooit!

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Herhalen Spelling H5 + bespreken huiswerk (quiz)
Herhalen Grammatica H1 t/m 6 (quiz)
OEFENTOETS!
bespreken oefentoets

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen spelling H5
En bespreken huiswerk
Jullie moesten maken opdracht 1 t/m 5
Verleden tijd van zwakke werkwoorden. 

Slide 4 - Tekstslide

Dit weet ik nog van de verleden tijd van zwakke werkwoorden.

Slide 5 - Woordweb

Over het huiswerk...
De leerlingen die het online hebben gemaakt hebben zo gescoord:




Voor de leerlingen die het in hun schrift hebben gemaakt. Ik stuur aan het einde van les de antwoorden via de mail.
Tijdens de quiz bespreken we van opdracht 1 t/m 4 een vraag of een paar vragen. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1
Noteer de juiste persoonsvorm in de verleden tijd. 
3x 20 seconde

Boek + schrift dicht!

Slide 7 - Tekstslide

Mijn broer ... dat hij was gezakt voor zijn rijexamen door zijn kletsende rijinstructeur.
A
beweerde
B
beweerdde

Slide 8 - Quizvraag

Het smeltwater in het voorjaar ... tot veel overstromingen.
A
leide
B
leidde

Slide 9 - Quizvraag

De ceremoniemeester ... alle gasten van harte welkom.
A
heette
B
hete

Slide 10 - Quizvraag

Stappen persoonsvorm zwakke werkwoorden verleden tijd
  • Neem het hele werkwoord. 
  • Pak daarvan de stam (hele werkwoord -en).
  • Kijk naar de laatste letter van die stam. 
  • Zit de laatste letter in het 't ex-kofschip? -te(n), anders -de(n)
  • Let op: kijk alleen naar de medeklinkers!
  • Plak -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm van dat werkwoord. 

  • Razen
  • Raz
  • z niet in 't ex-kofschip, dus + de(n)
  • Raasde(n)

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2 
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd in het schema. 

2 vragen x 30 seconde

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd enkelvoud van

kerven?
timer
0:30

Slide 13 - Open vraag

Wat is de verleden tijd meervoud van

bemoeien?
timer
0:30

Slide 14 - Open vraag

Opdracht 3
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.

2 vragen x 30 seconde

Slide 15 - Tekstslide

Bart (beantwoorden) de e-mail van zijn moeder niet meteen.
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

De grote poster (vergroten) de kans dat veel mensen de website zouden bezoeken.
timer
0:30

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 4 
Noteer het enkelvoud en meervoud van de volgende niet-bestaande zwakke werkwoorden in de verleden tijd. 

  • Waarom eigenlijk?
  • 2x 30 seconde

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd enkelvoud van het werkwoord 'ralen'?
timer
0:30

Slide 19 - Open vraag

Wat is de verleden tijd meervoude van het werkwoord 'treifen'?
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

Herhalen Grammatica H1 t/m 6 (quiz)
woordsoorten
werkwoorden blz. 28

zelfstandig naamwoord en lidwoord blz. 56
bijvoeglijk naamwoord 132
voorzetsels 158
zinsdelen
persoonsvorm en zinsdelen blz. 30
onderwerp blz. 54
werkwoordelijk gezegde blz. 80
lijdend voorwerp blz. 110

7 vragen!









Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden in deze zin?

We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.
A
7
B
6
C
8
D
9

Slide 22 - Quizvraag

Juist of onjuist?

het woordje 'het' is altijd een bepaald lidwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Het woordje het
HET kan een lidwoord, een persoonlijk voornaamwoord of een onbepaald voornaamwoord zijn:

HET als lidwoord: hoort bij een zelfstandig naamwoord:
HET meisje

HET als persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iets wat voorafgaat of volgt:
HET lijkt me logisch dat hij dat doet. HET verwijst naar: "dat hij dat doet".

HET als onbepaald voornaamwoord staat op zichzelf:
HET is mooi weer.

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in deze zin?

De vrolijke wilde tiener had een hele rode huid nadat hij op een mooie en zonnige dag van 10 tot 10 op het zeer grote strand had gelegen.
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 25 - Quizvraag

De vrolijke wilde tiener had een hele rode huid nadat hij op een mooie en zonnige dag van 10 tot 10 op het zeer grote strand had gelegen. 

hele en zeer zijn bijwoorden. 

Slide 26 - Tekstslide

Frits is toegelaten tot de toneelacademie.

In deze zin is het woordje 'tot' een:
A
gewoon voorzetsel
B
deel van een werkwoord
C
vast voorzetsel
D
bijwoord

Slide 27 - Quizvraag

Grammatica zinsdelen!
Nog drie vragen

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Het boek viel van de kast op Johans hoofd.
A
Het boek
B
van de kast
C
op Johans hoofd
D
geen lijdend voorwerp in deze zin

Slide 29 - Quizvraag

Johan zat rustig een boek te lezen toen hij gebeld werd door Spiderman.
A
Johan
B
een boek
C
Spiderman
D
geen lijdend voorwerp in deze zin

Slide 30 - Quizvraag

LAATSTE VRAAG
Samen met Johan versloeg Spiderman de Green Goblin.
A
Samen met Johan
B
Spiderman
C
de Green Goblin
D
geen lijdend voorwerp in deze zin.

Slide 31 - Quizvraag

Oefentoets!
We gaan nu in alle rust en stilte een oefentoets maken. Zodra iedereen klaar is, gaan we hem bespreken. 

Ben je eerder klaar? Pak je leesboek, of maak een samenvatting van de onderdelen voor de toets. 

Leerlingen thuis: ik deel de toets in Magister en in de chat.
We bespreken de toets in de klas en ik stuur na de les ook de antwoorden, zodat je hem zelf nog eens na kunt kijken. 

Slide 32 - Tekstslide

Oefentoets bespreken!

Slide 33 - Tekstslide