Les 1 Debatteren - alle lessen achter elkaar

Les 1 - Debatteren introductie
Les 1 Debatteren
Introductie
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Les 1 - Debatteren introductie
Les 1 Debatteren
Introductie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen Les 1

  • Je weet wat een debat is
  • Je weet wat het verschil is tussen een discussie en een debat
  • Je weet waarom we gaan debatteren
  • Je weet wat we de komende weken gaan doen

Slide 2 - Tekstslide

Een debat, wat is dat eigenlijk?

Slide 3 - Open vraag

Een debat is een discussievorm waarbij een stelling wordt verdedigd of juist bestreden.
Eigenlijk is het een sport: duelleren met woorden.

Slide 4 - Tekstslide

Bekvechten voor gentlemen

  • Het is de kunst om je wapens (woorden) zo goed   mogelijk in te zetten.
  • Het is een strak geregisseerde sport: je houdt je keurig aan de regels en laat je tegenstander uitspreken.
  • Het publiek is stil en bemoeit zich                                 niet met de strijd op het toneel.


Een debat is géén voetbalwedstrijd!

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog wat het verschil is tussen een discussie en een debat?

Slide 6 - Open vraag

Discussie

Al pratend positie innemen

Overtuigen van je gesprekspartner

Geen regels

Eindoordeel op basis van gevoel
Debat

Van tevoren geformuleerde stelling

Overtuigen jury en publiek

Duidelijke regels

Eindoordeel op basis van vooraf afgesproken criteria

Slide 7 - Tekstslide

Heb je een idee waarom we het belangrijk vinden om jullie te laten debatteren?

Slide 8 - Open vraag

Voordelen debatteren

  • Je leert overtuigender te spreken
  • Je leert je mening duidelijk te verwoorden
  • Je leert beter naar elkaar te luisteren
  • Je leert kritisch te denken
  • Je leert onderzoek te doen voor je iets beweert
  • Je leert respect te hebben voor de standpunten van een ander
  • Je leert dat er altijd meerdere kanten aan een verhaal zitten


Slide 9 - Tekstslide

Planning 
Waar werken we naar toe?:
Rijn IJssel debatdag 19 februari

Het programma ziet er als volgt uit:
  • Theorie argument/weerleggen tijdens les.
  • Tips / voorbereiden tijdens debatworkshop door de debatunie op vrijdag 14 februari.


Zoveel mogelijk oefenen.

Slide 10 - Tekstslide

Beoordeling

Aanwezigheid
Beroepshouding/inzet
Beoordeling debatteren op debatdag 19 februari 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld debat
  • Hoe ziet jullie debat er straks uit?

Kijk mee naar een opname van het NK Debatteren waarbij twee mbo-klassen met elkaar in debat gaan over de stelling 'Iedere mbo-stage moet worden beloond met het minimumloon'. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Les 2 - Debatteren argumenten, feiten, meningen, conclusie
Les 2 Debatteren
Feit, mening, argument, conclusie

Slide 14 - Tekstslide

Feit

  • Uitspraak over iets wat waar is of niet waar
  • Een feit kun je controleren


Bijvoorbeeld:
De bevolking van Nederland bestaat uit 17,8 miljoen mensen (2023).

Slide 15 - Tekstslide

Mening (standpunt)

  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het ermee eens of oneens zijn

Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening

Bijvoorbeeld:
Ik vind het goed dat kinderen kleedgeld krijgen.

Slide 16 - Tekstslide

Argument (reden)

Een argument is een uitleg waarmee je een standpunt verdedigt.

Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers


Bijvoorbeeld:
Ik vind het goed dat kinderen kleedgeld krijgen (standpunt), want dan leren ze met geld omgaan (argument).

Slide 17 - Tekstslide

Een goed argument...

... is steekhoudend. Met andere woorden: het klopt.
... is relevant. Met andere woorden: het gaat over het onderwerp / de stelling.
... is het meest krachtig wanneer het gebaseerd is op feiten en soms zelfs ondersteund met cijfers.
... is minder krachtig wanneer je jouw eigen oordeel of mening erin meeneemt.

Maar misschien nog wel het allerbelangrijkste...



Slide 18 - Tekstslide

Het belang van een goed argument

  • Met goede argumenten kun je je standpunt succesvol brengen en verdedigen.
  • Met goede argumenten vergroot je je geloofwaardigheid en kun je mensen overtuigen.

Dit is nodig om goed te kunnen 
debatteren, maar ook in het 
dagelijks leven komt het goed 
van pas... 

Slide 19 - Tekstslide

Conclusie

Als alle argumenten (redenen) gegeven zijn, volgt er vaak een conclusie. 
Deze bestaat uit een korte herhaling van het standpunt en de argumenten.
Signaalwoorden: dus, kortom, dat betekent

Bijvoorbeeld: 
Het is dus goed dat kinderen kleedgeld krijgen, want dan leren ze met geld omgaan en voelen ze zich zelfstandiger.

Slide 20 - Tekstslide

BE THE ARGUMENT!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Kun je er zelfverzekerd uitzien, ook al ben je dat niet?

JA! Dat kan!

Bij iedere presentatie zijn drie dingen belangrijk:
1. De inhoud (wat je zegt: weet je waar het over gaat?)
2. De manier waarop je het zegt.
3. Non-verbale communicatie (met andere woorden wat je uitstraalt / hoe je erbij staat / hoe je kijkt).

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Je voeten

  • Sta stevig op twee benen. Niet wiebelen.
  • Zet je voeten niet te dicht bij elkaar (niet stabiel) 
     en ook niet te ver uit elkaar. 
  • Houd je voeten recht vooruit.


Slide 25 - Tekstslide

Je ogen




Maak oogcontact met alle aanwezigen. 
Of doe op z'n minst alsof (en kijk in plaats daarvan over de mensen heen).

Lees niet voor! Een blaadje met steekwoorden is prima. 


Slide 26 - Tekstslide

Let op je hoofd!

De houding van je hoofd is een belangrijke non-verbale indicator.

Hoofd scheef = schattig
Hoofd/kin naar beneden = verlegen
Hoofd/kin omhoog = arrogant
Hoofd recht = zelfvertrouwen!




Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Als je gaat debatteren, is de ene groep voor en de andere groep tegen de stelling. 

Een stelling is een standpunt of mening over hoe iemand vindt dat het zou moeten zijn.
Voorbeelden van stellingen:
  • Energiedrankjes moeten verboden worden.
  • Ouders moeten zelf de schoolboeken van hun kinderen betalen.
    Je kunt het hiermee eens of oneens zijn.

Slide 29 - Tekstslide

In een debat bedenk je argumenten voor of tegen de stelling. Je geeft dus redenen waarom je het eens of oneens bent met de stelling.

Maar hoe bedenk je die argumenten?

Stel jezelf drie vragen:
1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
2. Wat zijn de voordelen (als je voor de stelling bent)? Wat zijn de nadelen (als je tegen de stelling bent)
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Waarom is de stelling goed (voor) of slecht (tegen) voor de betrokken partijen? 

Slide 30 - Tekstslide

AUB

Argument
Uitleg
Bijvoorbeeld


Slide 31 - Tekstslide

Oefening Lagerhuisdebat

Twee groepen (groep voor / groep tegen)

5 minuten overleggen om argumenten te bedenken

Stelling:

TikTok moet in Nederland verboden worden




timer
5:00

Slide 32 - Tekstslide

Oefening Lagerhuisdebat, stelling:
TikTok moet in Nederland verboden worden

Opbouw
1. spreek publiek en jury aan: 'geacht publiek en jury'
2. benoem het doel van je speech:
'vandaag wil ik u ervan overtuigen dat...'
3. bedank aan het eind publiek en jury: 
'dank voor uw aandacht'


Slide 33 - Tekstslide

Je weet nu...

... hoe je zelfverzekerd kunt overkomen tijdens een presentatie




Volgende les:
Hoe verzin je een sterk argument?

Slide 34 - Tekstslide

Les 4 Debatteren - Hoe verzin je een sterk argument?
Les 4 Debatteren
Hoe bedenk je een sterk argument?

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video