§4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord

§4 Aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§4 Aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik beheers de stof van klas 1hv. (1HV-boek, §2)
- Ik kan aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen. (2HV-boek, §4)

Slide 2 - Tekstslide

§2 Herhaling leerjaar 1HV
- Is het je gelukt de opdrachten 
(1 t/m 8) te maken?
- Waarom wel/niet?
- Welke vragen heb je nog over de stof?

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- terugkomen op voorkennis jaar 1
- theorie §4 aanw.vnw en vr vnw
- oefenen in LessonUp
- maken in papieren boek §4 opdr 1 t/m 5

Slide 4 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
- wijzen meestal mensen, dieren en dingen aan.
- kunnen vóór het zn staan, maar ze kunnen ook alleen staan. Dan kun je het zn erachter denken.
>> Suzan vindt deze oorbellen leuker dan die (oorbellen).

Slide 5 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoorden
Leer de aanwijzend voornaamwoorden uit je hoofd!
>> Deze, die, dit, dat, zo'n, zulk(e), dergelijk(e), zelf, 
      hetzelfde, dezelfde.

'Die' en 'dat' horen bij meerdere woordsoorten. Ze zijn alleen aanwijzend voornaamwoorden als je ze kunt vervangen door 'deze' of 'dit'.

Slide 6 - Tekstslide

Het prachtig geklede dametje (dat) daar loopt, is mijn buurvrouw.
A
aanw.vnw
B
anders

Slide 7 - Quizvraag

Ben je tevreden met de verkiezingsuitslagen of vind je (die) te extreem?
A
aanw.vnw
B
anders

Slide 8 - Quizvraag

2HV §4 Vragend voornaamwoord
Vragend voornaamwoorden staan:
 - aan het begin van een vraag of 
 - aan het begin van een zin die gemaakt is van een
   vraag.
bv Lex vraagt wie er meegaat naar de film


Slide 9 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden. Leer ze uit je hoofd!
>> Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

'Wie' en 'wat' zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord.
>> Sofie vertelde me alles wat ze had meegemaakt.

Slide 10 - Tekstslide

De docent van (wie) je volgend jaar wiskunde krijgt, kan erg goed uitleggen.
A
vr.vnw
B
anders

Slide 11 - Quizvraag

Kun jij me vertellen (wat) er nu gaat gebeuren?
A
vr.vnw
B
anders

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
Maak in je papieren boek: 
§4 blz 212 opdr 1 t/m 5

Slide 13 - Tekstslide