1MH - par. 4.2 (1)

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe heten de twee oudste kinderen van Adam en Eva?
A
Kaïn en Abel
B
Jakob en Esau
C
Isaäk en Ismaël
D
Petrus en Paulus

Slide 5 - Quizvraag

Wat deed Kaïn met zijn broer Abel?
A
Hij gaf hem het eerstgeboorterecht
B
Hij vermoordde hem
C
Hij sloeg hem
D
Hij gaf hem een groot cadeau

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met 'stamvaders' in de Bijbel?
A
de mannen met wie het Joodse volk is begonnen
B
vaders die bomen kappen
C
de belangrijkste joden
D
zij waren de eerste mensen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heette de eerste aartsvader?
A
Jakob
B
Isaak
C
Abraham
D
Ismael

Slide 12 - Quizvraag

De Bijbel kent 3 aartsvaders. Wie is geen aartsvader?
A
Adam
B
Abraham
C
Izaak
D
Jakob

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heette de vader van Abraham?
A
Adam
B
Noach
C
Terach
D
Koning David

Slide 16 - Quizvraag

Wat was Abraham van beroep
A
eigenaar van waterputten
B
koning
C
bosbouwer
D
rondtrekkende herder

Slide 17 - Quizvraag

Met wie was Abraham getrouwd?
A
Hagar
B
Sarah
C
Maria

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Zou jij op reis gaan naar een ander land als God dat tegen je zou zeggen?
A
Absoluut niet!
B
Misschien
C
Ik weet het niet
D
Ja, zeker!

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat beloofde God aan Abraham?
A
Geld, goud en gezondheid.
B
Wijsheid en geluk.
C
De sterren en de maan.
D
Land en veel nakomelingen.

Slide 23 - Quizvraag

Wat beloofde God niet aan Abraham?
A
Dat hij gelukkig zou worden
B
Dat hij de stamvader van een groot volk zou worden
C
Dat hij met een mooie vrouw zou trouwen
D
Dat Abraham beroemd zou worden

Slide 24 - Quizvraag

Oefenvragen SO
Ben jij al klaar voor de SO over paragraaf 1.1, 2.1, 2.2 en 2.3? 

We kijken nog even het boek samen door en dan oefenen we! 

Slide 25 - Tekstslide

Welke uitspraak is een feit?
A
Bert kan goed zingen.
B
Inez maakt leuke tekeningen.
C
Jan is een jongen.
D
Marije is een mooi meisje.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een levensvraag?
A
Hoe leef ik goed op aarde?
B
Op welke datum ben je jarig?
C
Wanneer heb ik een prijs verdiend?
D
Wat is jouw naam?

Slide 27 - Quizvraag

Heilige boek van de boeddhisten is de
A
Bijbel
B
Thora
C
Veda
D
Tripitaka

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heet het gebouw waar
joden hun diensten houden?
A
Een kerk.
B
Een moskee.
C
Een synagoge.
D
Een tempel.

Slide 29 - Quizvraag

Bij welke godsdienst hoort
dit symbool?
A
Jodendom
B
Islam
C
Hindoeisme
D
Boeddhisme

Slide 30 - Quizvraag

Welke is juist?
A
kerk, koran, klokgelui, christendom
B
moskee, koran, oproep tot gebed, islam
C
tripitaka, synagoge, altaarbel, boeddhisme
D
mandir, veda, voorzanger, hindoeïsme

Slide 31 - Quizvraag


A
Rooms Katholiek
B
Protestant

Slide 32 - Quizvraag

Welke zin is onjuist?
A
Het christendom kent twee grote stromingen: rooms-katholiek en protestant.
B
De paus is het hoofd van alle protestanten over de hele wereld.
C
Rooms-katholieken hebben mooi versierde kerken.
D
De dag van samenkomst is bij rooms-katholieken en protestanten de zondag.

Slide 33 - Quizvraag

In welke godsdienst geloven ze in meerdere goden?
A
christendom
B
islam
C
hindoeïsme
D
jodendom

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een dode godsdienst
A
Een godsdienst zonder heilig boek
B
Een godsdienst die niet meer bestaat
C
Een kleine godsdienst
D
Een godsdienst uit het oude Egypte

Slide 35 - Quizvraag

Bij welke godsdienst hoort het plaatje hiernaast?
A
Bijzondere godsdienst
B
Dode godsdienst
C
Schriftloze godsdienst
D
vergeten godsdienst

Slide 36 - Quizvraag

De religie van de Massai is een voorbeeld van een dode godsdienst
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quizvraag