Periode 2 Week 7 les 1

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wie waren deine Ferien?

Lernziel

- Du kannst die Verben konjugieren im Präsens und im Perfekt.

Verben = werkwoorden

konjugieren = vervoegen

präsens = tegenwoordige tijd

perfekt = voltooid deelwoord

studiewijzer

Programm

• Wiederholung Grammatik
• Grammatik erklären
• Hausaufgaben machen

Aufgabe 14 Seite 114

1. B + C
2. A
3. Antworten: 3, 5, 2, 6, 1, 4
4. Geen oogcontact, tijd geven om je te leren kennen, met de zijkant of met je rug naar de hond staan, aaien.
5. Dan kan hij bijten

Aufgabe 15 Seite 116

Wiederholung Grammatik

Leg de persoonlijke voornaamwoorden en de werkwoorden haben + sein op de juiste plek neer.

	hebben	zijn
ik
jij
hij/ zij/ het
wij
jullie
zij/ u

Persoonlijke voornaamwoorden

• ich
• du
• er/ sie/ es
• wir
• ihr
• sie/ Sie

Wiederholung Grammatik:

Hebben = haben

• ich habe
• du hast
• er/ sie/ es hat
• wir haben
• ihr habt
• sie/ Sie haben

Wiederholung Grammatik:

zijn = sein

• ich bin
• du bist
• er/ sie/ es ist
• wir sind
• ihr seid
• sie/ Sie sind

Wiederholung Grammatik:

Aufgabe 18 Seite 118

A: Lees de tekst en onderstreep de werkwoorden.

B: Vertaal naar het Duits. Gebruik A.

C: Vul de tabel in.

Regelmatige werkwoorden vervoegen

Hoe maak je de stam van een werkwoord in het Nederlands?

Tegenwoordige tijd

Aufgabe 25 Seite 122

A: Lees de tekst en onderstreep de werkwoorden.

B: Vul de regel in.

C: Pas de regel toe.

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Nederlands?

Voltooid deelwoord

Hausaufgaben

Machen: 

Aufgabe 19 Seite 119

Aufgabe 20 + 21 Seite 120

Aufgabe 22 Seite 121

Aufgabe 26 Seite 122

Aufgabe 27 Seite 123

Lernen:

Grammatik A + B