havo 2 (Herhaling?) Grammatica en spelling

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zoek de taalvoutjes...

Slide 2 - Tekstslide

  • Welkom!
  • spelling werkwoorden (schema geleerd voor vandaag)
  • bespreken diagnostische toets (nog niet het onderdelen lezen)
  • grammatica zinsdelen
  • grammatica woordsoorten
  • spelling (meervoud)
  • vooruitblik

Slide 3 - Tekstslide

herhaling = De brug
Spelling boek blz. 266 t/m 272
Ken het schema werkwoorden goed!!

Slide 4 - Tekstslide

Wat ging goed in de toets, wat ging minder goed?

Slide 5 - Tekstslide

Wat ging goed in de toets?

Slide 6 - Open vraag

Wat ging minder goed in de toets?

Slide 7 - Open vraag

grammatica zinsdelen
stappenplan: wat zoek je eerst?
verdeling in zinsdelen
.........

Slide 8 - Tekstslide

grammatica woordsoorten
voornaamwoorden:
persoonlijke voornaamwoorden
bezittelijke voornaamwoorden
vragende voornaamwoorden
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Waar horen de volgende woorden bij ?
ik , hij , wij , jullie
A
bezittelijk vnw
B
persoonlijke vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw

Slide 10 - Quizvraag

Welk voornaamwoord hoort bij het woord 'haar' in de volgende zinnen ?
1. Hij geeft haar een cadeau.
2. Dat is haar vriendin.

Slide 11 - Open vraag

Die rode fiets is van jou.

jou =
A
een bezittelijk voornaamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een persoonlijk voornaamwoord
D
een aanwijzend voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Die rode fiets is van jou.

die =
A
een bezittelijk voornaamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een persoonlijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 14 - Quizvraag

Dit is niet onze boom, maar hun boom.
hun =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.
het=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Je gaat in stilte (Zs) zelfstandig aan de slag:
Boek blz.  30, 260 = theorie, bekijk de voorbeelden goed!


Ben je klaar?
Bekijk de filmpjes (met oortjes) in deze LessonUp les.

Al weer klaar? Top!
Je mag voor jezelf werken.



Slide 22 - Tekstslide

Schrijf nog eens duidelijk voor jezelf op wat je nog moet leren...

Slide 23 - Tekstslide

Wat gaan we het volgende uur doen?
Verder met schrijven (zakelijke e-mail)



Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide