Grammatica 1 klas 1D

Klas 1D les 22 sept 
Grammatica - persoonsvorm en onderwerp 1: 
  • De persoonsvorm
  • Verdelen in zinsdelen


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas 1D les 22 sept 
Grammatica - persoonsvorm en onderwerp 1: 
  • De persoonsvorm
  • Verdelen in zinsdelen


Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
Weet je wat de persoonsvorm is.
Kun je op drie verschillende manieren de pv vinden in een zin.
Kun je een zin  op twee manieren in zinsdelen verdelen.

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
Wat weet je nog over de persoonsvorm? 
Overleg met je groepje. 
Noteer wat je besproken hebt in je schrift/ op n blaadje

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over de persoonsvorm?
deel je groepsantwoorden

Slide 4 - Open vraag

De persoonsvorm
...is het werkwoord in de zin dat tijd en getal aangeeft.
Tijd: pvtt/pvvt
Getal: enkelvoud en meervoud

Slide 5 - Tekstslide

De persoonsvorm vind je..
..door een zin te veranderen van tijd: de pv verandert mee
..door een zin te veranderen van getal: de pv verandert mee
..door een zin vragend te maken: de pv verplaatst

Slide 6 - Tekstslide

Maak opdracht 1 (p. 29)
Je gaat oefenen met het determineren van de persoonsvorm.
Let op! gebruik alledrie de manieren (zie opgave!). 
Je hebt 5 minuten.

Slide 7 - Tekstslide

Ik wil morgen mijn verjaardag vieren.
A
pv = wil
B
pv = ik
C
pv = vieren
D
pv = wil vieren

Slide 8 - Quizvraag

Een van jullie heeft het laatste stuk taart opgegeten.
A
pv = jullie
B
pv = heeft
C
pv = laatste
D
pv = heeft opgegeten

Slide 9 - Quizvraag

Tijdens een van zijn reizen kocht Mark een prachtig handgemaakt souvenir.
A
tijdens = pv
B
Mark = pv
C
kocht = pv
D
prachtig = pv

Slide 10 - Quizvraag

Zinsdelen verdelen
Voor je de zinsdelen gaat benoemen (onderwerp, gezegde, voorwerp, bepaling) moet je eerst weten welke woorden samen een zinsdeel vormen. Hier volgen twee manieren:

Slide 11 - Tekstslide

Zinsdelen verdelen
Voor je de zinsdelen gaat benoemen (onderwerp, gezegde, voorwerp, bepaling) moet je eerst weten welke woorden samen een zinsdeel vormen. Hier volgen twee manieren:

Slide 12 - Tekstslide

zinsdelen verdelen manier 1
Je zoekt eerst de persoonsvorm. Daarna ga je uitproberen welke woorden je samen voor de pv kunt zetten. Het geheel moet altijd een goedlopende zin blijven. 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld manier 1
"Helaas was het afgelopen zaterdag erg regenachtig."
  • Vraagzin: was het afgelopen zaterdag helaas...? PV = was
Groepjes woorden voor de pv plaatsen: 
  • afgelopen zaterdag /was/ het helaas erg regenachtig
  • het /was/ afgelopen zaterdag helaas erg regenachtig
  • erg regenachtig /was/ het afgelopen zaterdag helaas

Slide 14 - Tekstslide

Zinsdelen verdelen manier 2
Bepaal eerst de persoonsvorm. Hussel daarna de volgorde van de zin steeds opnieuw. Je zult merken dat sommige woorden steeds bij elkaar blijven plakken.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld manier 2
"Helaas was het afgelopen zaterdag erg regenachtig."
  • Verander de tijd: "Helaas is het (komende) zaterdag..." pv = is
Hussel de zin steeds opnieuw:
  • Was het afgelopen zaterdag helaas erg regeachtig?
  • Afgelopen zaterdag was het helaas erg regenachtig?
  • Erg regenachtig was het afgelopen zaterdag helaas?
Erg regenachtig & afgelopen zaterdag =  groepjes, de rest =  los.

Slide 16 - Tekstslide

Extra tips
De pv is altijd zinsdeel no. 1.
Wat in de zin voor de pv staat, vormt 1 zinsdeel.


Slide 17 - Tekstslide

Maak opdracht 2 op p. 29(5 min)
  • Let op! Neem de zinnen geheel over in je schrift.
  • Volgorde: zinnen noteren, pv zoeken zinsdelen verdelen. 

Slide 18 - Tekstslide

"Tijdens een van zijn reizen kocht Mark een prachtig handgemaakt souvenir." Wat is het complete zinsdeel?
A
Tijdens
B
een van zijn reizen
C
Tijdens een van zijn reizen
D
zijn reizen

Slide 19 - Quizvraag

"Mijn liefde voor koken en bakken is begonnen bij cupcakes"
Wat is het complete zinsdeel?
A
Mijn liefde
B
voor koken en bakken
C
begonnen bij cupcakes
D
bij cupcakes

Slide 20 - Quizvraag

Mijn beste vriendinnen zijn Nena, Nazjieska en Nirmine.
Wat is het complete zinsdeel?
A
Nena
B
Nena, Nazjieska en Nirmine
C
beste vriendinnen
D
Nazjieska en Nirmine

Slide 21 - Quizvraag

Wie van jullie heeft alle opdrachten al af?
Wat is het complete zinsdeel?

A
jullie
B
wie van jullie
C
van jullie
D
opdrachten

Slide 22 - Quizvraag

PV vinden en zinsdelen verdelen:
Makkelijk of niet?

Slide 23 - Open vraag

Makkelijk of niet?
  • Heb je extra oefening nodig met het verdelen van zinsdelen? Maak dan opdr. 3 
  • Kun je wel wat uitdaging gebruiken? Maak dan opdr. 4

Slide 24 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?

Slide 25 - Open vraag

Huiswerk
Maak 1, 2 en 3 of 1, 2 en 4 (p. 29)
Boek uitkiezen, voorleggen en meenemen

Slide 26 - Tekstslide