*Grammatica zinsontleding paragraaf 1, vwo 1

Grammatica zinsontleding par 1
- zinsdelen
- persoonsvorm
- onderwerp
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsontleding par 1
- zinsdelen
- persoonsvorm
- onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de lessenserie kun je: 
- de persoonsvorm van een zin vinden
- het onderwerp van een zin vinden
- zinnen in zinsdelen verdelen 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Mila en Sem hebben de hele dag spullen klaargezet voor de vrijmarkt.

Slide 3 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Achter de sportvelden laten de mensen hun hond uit.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Die instelling verzamelt kapotte mobieltjes voor hergebruik.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Wie is gisteren naar de bioscoop geweest?

Slide 6 - Open vraag

Noteer het onderwerp van onderstaande zin:

Op het einde werd de finale erg spannend.

Slide 7 - Open vraag

Noteer het onderwerp van onderstaande zin:
Het rode huis met de groene luiken en de blauwe voordeur moet grondig gerenoveerd worden.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het onderwerp van onderstaande zin:

Rechts naast de sporthal speelt een klein jongetje.

Slide 9 - Open vraag

Maak zoveel mogelijk zinnen in een andere volgorde met onderstaande zin.
In Rotterdam krijgen fietsers bij regenweer sneller een groen stoplicht.

Slide 10 - Open vraag

Uit hoeveel zinsdelen bestaat onderstaande zin?

In Rotterdam krijgen fietsers bij regenweer sneller een groen stoplicht.


A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 11 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat je goed zinnen kunt ontleden?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Slide 14 - Link

Wat is de pv in onderstaande zin?
Door de najaarsstorm waaiden de dakpannen van het dak.

Slide 15 - Open vraag

Wat is de pv in onderstaande zin?
Hij sloeg de spijker op de kop.

Slide 16 - Open vraag

Wat is de pv in onderstaande zin?

De docent heeft het proefwerk nog niet nagekeken.

Slide 17 - Open vraag

Persoonsvorm (pv)
Er zijn meerdere manieren om de persoonsvorm te vinden, maar wij gebruiken één manier: 

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonvorm. 

Hij is naar het strand geweest --> Hij was naar het strand geweest

Slide 18 - Tekstslide

Neem onderstaande zin over en zet streepjes tussen de zinsdelen.
Nederland is zaterdag derde geworden op het wereldkampioenschap voetbal

Slide 19 - Open vraag

Zinsdelen
Zinsontleding is eigenlijk het verdelen van een zin in stukjes.

Ieder stukje geef je dan een naam. Deze naam kan bestaan uit meerdere woorden, maar ook uit een apart woord.
 Al die zinsdelen hebben een bepaalde functie in de zin. Om te weten wat een zinsdeel is, zoek je allereerst de persoonsvorm in de zin. Dit is ook een zinsdeel. Alles wat je voor de persoonsvorm kunt plaatsen is een apart zinsdeel. 

Slide 20 - Tekstslide

Nederland | is | zaterdag | derde | geworden | op het wereldkampioenschap voetbal.
Is / Nederland / zaterdag / derde / geworden / op het wereldkampioenschap voetbal? 
Zaterdag / is / Nederland / derde / geworden / op het wereldkampioenschap voetbal. 
Derde / is / Nederland / zaterdag / geworden / op het wereldkampieonschap voetbal
Op het wereldkampioenschap voetbal / is / Nederland / zaterdag / derde / geworden. 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Mijn zusje gaat nooit naar die discotheek

Slide 22 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Sam speelt graag verstoppertje.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Op donderdag is het restaurant bij mij op de hoek gesloten.

Slide 24 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Wie heeft dat aan de docent gevraagd?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Het heeft vannacht keihard geregend.

Slide 26 - Open vraag

Onderwerp (ow)
Het onderwerp van een zin hangt samen met de persoonsvorm. Een zin geeft weer wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet. In een enkelvoudige zin zit altijd maar één onderwerp. In een samengestelde zin kunnen meerdere onderwerpen zitten. Het is belangrijk dat je weet dat het onderwerp uit meerdere woorden kan bestaan!

Slide 27 - Tekstslide

Ik vind dit
A
makkelijk
B
moeilijk
C
niet moeilijk, maar ook niet makkelijk

Slide 28 - Quizvraag

Opdracht
Maak paragraaf 1 van grammatica op Nieuw Nederlands online 

Slide 29 - Tekstslide