H4 Grammatica zinsdelen bijvoeglijke bepaling

Redekundig ontleden
H4 grammatica zinsdelen:
bijvoeglijke bepaling
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Redekundig ontleden
H4 grammatica zinsdelen:
bijvoeglijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Wat je al weet en kunt
  • Je kan een zin in zinsdelen verdelen.
  • Je kan de zinsdelen benoemen: van persoonsvorm t/m bijwoordelijke bepaling.
  • Dit noem je redekundig ontleden.

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je kan binnen de zinsdelen de bijvoeglijke bepalingen vinden.
  • Je kan de bijvoeglijke bepalingen op de juiste manier noteren. 

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?
Ontleden betekent: iets in stukjes verdelen en ieder
stuk een naam geven.

Bij redekundig ontleden verdeel je een zin in zinsdelen.
 

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen
Delen van een zin (woorden of woordgroepen) die bij elkaar horen. Je kunt ze niet van elkaar scheiden in de zin en ze passen vaak als geheel voor de persoonsvorm (zinsdeelproef).

 

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen maken
Verander de volgorde van te zin en maak zoveel mogelijk kloppende zinnen. Een deel van de zin dat in zijn geheel voor de persoonsvorm kan staan is een zinsdeel. (maakt is de persoonsvorm in onderstaand voorbeeld).
- De verstrooide Pieter maakt elke dag een boterham voor zijn kat.
- Voor zijn kat maakt de verstrooide Pieter elke dag een boterham.
- Een boterham maakt de verstrooide Pieter elke dag voor zijn kat.
- Elke dag maakt de verstrooide Pieter een boterham voor zijn kat.
DUS: De verstrooide Pieter / maakt / elke dag / een boterham / voor zijn kat.

Slide 6 - Tekstslide


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Hij gaf de lastige klus aan zijn slimme collega.
A
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn | slimme collega.
B
Hij gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.
C
Hij | gaf | de lastige klus | aan zijn slimme collega.
D
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.

Slide 7 - Quizvraag

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd  om pv te vinden)
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin (+ eventueel aan het en te)
  4. Naamwoordelijk gezegde  (koppelwerkwoord en alle andere werkwoorden + het naamwoordelijk deel (dat geeft een toevoeging bij /toestand van het onderwerp aan)
  5. Lijdend voorwerp                  (wie/wat + alle benoemde zinsdelen?) 
  6. Meewerkend voorwerp      (aan/voor wie/wat+ alle benoemde zinsdelen?)
  7. Voorzetselvoorwerp            (voorzetsel + voorwerp dat hoort bij werkwoord (vaak voorzetsel figuurlijk gebruikt!) 
  8. Bijwoordelijke bepaling      (alle overgebleven zinsdelen)

Slide 8 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video

Een bijvoeglijke bepaling is GEEN APART ZINSDEEL, maar een deel van een ander zinsdeel.
Dat heet een zinsdeelstuk.
De bijvoeglijke bepaling is deel van bijvoorbeeld: 
  • het onderwerp, 
  • het lijdend voorwerp, 
  • het meewerkend voorwerp,
  • voorzetselvoorwerp en/of 
  • de bijwoordelijke bepaling(en) … 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zin 1, 2 en 3?
1. In die zaal | heeft | dat meisje | een schilderij | bekeken.
2. In die nieuwe zaal | heeft | dat leuke meisje | een prachtig schilderij | bekeken.
3. In die nieuwe zaal van het museum | heeft | dat leuke meisje uit mijn klas | een prachtig schilderij van Frans Hals | bekeken.

Slide 13 - Tekstslide

  • Door in zin 1 woorden/woordgroepen bij te voegen hebben we zin
    2 en 3 gekregen. 

  • Die woorden/woordgroepen zeggen iets extra's over zaal, over
    meisje, over schilderij: over een zelfstandig naamwoord dus.  Maar de zin gaat nog steeds over een zaal waarin een meisje een schilderij bekijkt, die zelfstandig naamwoorden zijn de kernwoorden van die zinsdelen.

  • Dat extra's kunnen vóór en achter het zelfstandig naamwoord (kernwoord) staan. Wanneer het achter een zelfstandig naamwoord staat begint het met een voorzetsel (van, in, op etc.)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de kernwoorden op:
1. In die zaal | heeft | dat meisje | een schilderij | bekeken.

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de kernwoorden op:
2. In die nieuwe zaal | heeft | dat leuke meisje | een prachtig schilderij | bekeken.

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de kernwoorden op:
3. In die nieuwe zaal van het museum | heeft | dat leuke meisje uit mijn klas | een prachtig schilderij van Frans Hals | bekeken.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

EVEN OEFENEN
Schrijf de zinnen op een blaadje en voer de 3 opdrachten die erboven staan uit. Controleer dan of je het goed hebt gedaan op de volgende dia.

Slide 20 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen van de zinsdelen die een zelfstandig naamwoord bevatten.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Mijn kleine broertje van acht jaar mocht afgelopen zaterdag aan een belangrijke voetbalwedstrijd meedoen. 

Slide 21 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)

Mijn kleine broertje van acht jaar /mocht/ afgelopen zaterdag/ aan een belangrijke voetbalwedstrijd /meedoen. 

Slide 22 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen van zinsdelen die een zelfstandig naamwoord bevatten.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

De mooie ring van mijn oma heb ik in een mooi, blauw doosje gedaan. 

Slide 23 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)

De mooie ring van mijn oma /heb /ik/ in een mooi, blauw doosje /gedaan. 

Slide 24 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen van de zinsdelen die een zelfstandig naamwoord bevatten..
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Aan het begin van het schooljaar hebben de leerlingen uit klas 2b een zakelijke e-mail met bijlage naar hun docent Nederlands gestuurd.

Slide 25 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Aan het begin van het schooljaar /hebben /de leerlingen uit klas 2b /een zakelijke e-mail met bijlage/ naar hun docent Nederlands/ gestuurd.

Slide 26 - Tekstslide

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak. De rest van de zin laat je gewoon staan.
Zin:
kern
bijvoeglijke 
bepaling
Hij
kocht
een
hele nieuwe
telefoon.

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke 
bepaling
De
dikgedrukte
woorden
noemen
we
bijvoeglijke  
bepalingen.

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke 
bepaling
Met
de
nieuwe
vriend
van mijn zus
kan  
ik
goed
opschieten. 

Slide 29 - Sleepvraag

Check doel gehaald
  • Je kan binnen de zinsdelen de bijvoeglijke bepalingen vinden.
  • Je kan de bijvoeglijke bepalingen op de goede manier noteren.

Slide 30 - Tekstslide

Ik kan binnen de zinsdelen bijvoeglijke bepalingen vinden.
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Ik kan de bijvoeglijke bepaling op de juiste manier opschrijven.
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag!
Vind je dit nog lastig?
Kijk dan het volgende filmpje en maak nog een oefening.

Nu maken, rest is huiswerk
Snap je het al goed? Maak de oefeningen in Nieuw Nederlands
H4 grammatica zinsdelen, de startopdracht en opdracht 1 t/m 3

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Link