Havo 4 Nederlands week 14

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Maar eerst... Maak een selfie met een huisdier of een broer(tje)/zus(je)

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ver ben je met de weektaken in Talent Max Online?
A
Alles af
B
Ik heb eigenlijk nog niks gemaakt
C
Een heel eind, maar nog niet klaar
D
Wat is dat, Talent?

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoordspelling

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De buurvrouw verzorg...altijd onze planten in de vakantie.
A
verzorgt
B
verzorgdt
C
verzorgd

Slide 9 - Quizvraag

De buurvrouw heeft tijdens de vakantie onze planten verzorg...
A
verzorgt
B
verzorgdt
C
vezorgd

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

De ...(vergroten) satellietfoto liet pas echt goed zien hoe schoon de lucht inmiddels was.
[typ nu in je scherm de werkwoordsvorm zoals die volgens jou gespeld moet worden]

Slide 12 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
A
daarentegen
B
C
daarintegen

Slide 13 - Quizvraag

6

Slide 14 - Video

00:42
Noem een voorbeeld van een pleonasme en een tautologie.

Slide 15 - Open vraag

01:30
In de onderstaande zin staat een onjuist verwijswoord: het woordje 'haar'. In welk woord moet je dit woord veranderen om de zin correct te maken?

- Amsterdam is door haar prachtige grachtengordel, vele musea en liberale drugsbeleid al lange tijd een populaire bestemming voor toeristen.

Slide 16 - Open vraag

02:08
Ik geef hun een cadeautje
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

02:09
De hond (....) ik over straat loop.
A
met wie
B
waarmee

Slide 18 - Quizvraag

03:26
In de onderstaande zin zit een foutieve samentrekking. Welk woord moet je tussen 'en' en 'begint' invullen om de zin correct te maken?

- De directie heeft hem aangenomen als consultant en begint per 1 januari

Slide 19 - Open vraag

04:26
Verbeter de volgende zinnen: Ik had echt zin om een ijsje te kopen. Hoewel ik niet naar buiten mocht.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide