Quiz tijdvak 5 na 4.1

Herhaling tijdvak 5 
Ontdekkers en Hervormers

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling tijdvak 5 
Ontdekkers en Hervormers

Slide 1 - Tekstslide

Start
Noteer hoeveel van de 22 vragen je goed gaat beantwoorden
(dus hoe goed denk je dat je voorbereid bent?)

Slide 2 - Tekstslide

Tijdvak 5 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 3 - Quizvraag


Past de afbeelding bij de tijd van de middeleeuwen of de Renaissance? 
A
Middeleeuwen
B
Renaissance

Slide 4 - Quizvraag

Renaissance betekent
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord hoort er het minst goed bij?
A
memento mori
B
inspiratie uit oudheid
C
carpe diem
D
realisme

Slide 6 - Quizvraag

Humanisme betekent
A
Leven waarin god centraal staat
B
Leven waarbij de mens centraal staat
C
Godsdienst waarbij de natuur belangrijkst is
D
Een ander woord voor reformatie

Slide 7 - Quizvraag

Welke eigenschap past niet bij een humanist?
A
Een veelzijdige ontwikkeling.
B
Uitblinken op veel terreinen.
C
Het kritiekloos volgen van bestaande theorieën.
D
Een grote kennis bezitten van het Grieks en Latijn.

Slide 8 - Quizvraag

Welke twee Europese landen waren als eerste actief in de overzeese expansie?
A
Nederland en Engeland
B
Spanje en Nederland
C
Frankrijk en Portugal
D
Portugal en Spanje

Slide 9 - Quizvraag

Columbus kreeg de opdracht om naar het westen te varen, omdat
A
er goede kaarten van dat deel waren
B
er een nieuwe route naar India gevonden moest worden
C
de Canarische eilanden een goede stop waren op de route
D
matrozen weigerden een andere route te nemen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek

Slide 11 - Quizvraag

Een direct gevolg van de Europese overzeese expansie:
A
slavenhandel
B
uitvinding van het kompas
C
stichting van factorijen

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noemen we iemand die zich baseert op de denkbeelden van de Reformatie?
A
protestant
B
katholiek
C
humanist
D
geus

Slide 13 - Quizvraag

Met welke twee uitspraken is Luther het eens?
A
Iedereen moet de bijbel lezen
B
Een plek in de hemel is te koop
C
Er moesten meer priesters komen
D
De paus bepaalt niet wie er in de hemel komt

Slide 14 - Quizvraag

Aflaten zijn ...
A
zijn documenten die horen bij de protestante kerk
B
zijn documenten die zorgen dat je een plekje in de hemel krijgt
C
zijn documenten met daarop de 95 stellingen van Luther
D
brieven die Luther aan de paus heeft gestuurd

Slide 15 - Quizvraag

Waardoor verspreidde de reformatie snel over Europa?


A
bodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst

Slide 16 - Quizvraag

Is dit het interieur van een katholieke of protestanse kerk? Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open vraag

Twee oorzaken voor het ontstaan van de Nederlandse opstand zijn:
A
Het streng doorvoeren van centralisatiepolitiek.
B
het vervolgen van ketters.
C
De Nederlanden wilden van landsheer Filips II af.
D
De Staten-Generaal kreeg de macht van Spanje.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Nederlandse burgers willen stemrecht.
B
Hogere belastingen
C
De adel heeft minder macht.
D
Inquisitie

Slide 19 - Quizvraag

Waarmee begon de Nederlandse Opstand?
A
Het indienen van het Smeekschrift
B
De kroning van Filips II
C
De Beeldenstorm
D
De Slag bij Heiligerlee

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een andere naam voor de Nederlandse Opstand?
A
De Nederlandse oorlog.
B
De 80-jarige oorlog.
C
De grote oorlog.
D
De Spaans-Nederlandse oorlog.

Slide 21 - Quizvraag

Welke hervormer zou het waarschijnlijk eens zijn geweest met de Nederlandse Opstand?
Leg je antwoord ook uit.
A
Luther
B
Calvijn

Slide 22 - Quizvraag

Wat was het belangrijkste gevolg van de Nederlandse opstand?
A
Nederland werd een onafhankelijk land met een eigen bestuur.
B
Willem van Oranje werd de vader des vaderlands.
C
Nederland kreeg na afloop zijn eerste grondwet.
D
Nederland leerde dat ze moesten luisteren naar hun koning.

Slide 23 - Quizvraag

Met welk document maakten de Nederlanden zich los van de Spaanse Landsheer
A
Pacificatie van Gent
B
Unie van Atrecht
C
Acte van Verlatinghe
D
Apologie van Willem van Oranje

Slide 24 - Quizvraag

Einde
Noteer hoeveel vragen je goed denkt te hebben nu je het gemaakt hebt
Na het nakijken:
Klopte je aantal?

Slide 25 - Tekstslide


Gebruik de bron

Bij welke 2 kenmerkende aspecten past de bron?

A
Het begin van de Europese overzeese expansie.
B
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
C
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg had.
D
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.

Slide 26 - Quizvraag

Renaissance
De Groningse geleerde Rudolph Agricola (1444-1485) schreef over kunst:
“Bij beeldende kunst genieten we niet van wat we zien, maar van hoe het is weergegeven, omdat we daarin het talent van de kunstenaar herkennen.”
Leg uit dat deze opvatting over kunst past bij de renaissance en niet bij de middeleeuwen.

Slide 27 - Tekstslide

Reformatie 
In 1562 werd de eerste druk uitgegeven van een protestantse bijbel.  Deze Nederlandstalige bijbel werd gedrukt in Emden, in Noord-Duitsland. Dat de bijbel in Emden kon worden gedrukt, was het gevolg van de afspraak over de godsdienstpolitiek uit 1555 die Karel V maakte met de Duitse vorsten. 
Geef aan waardoor het drukken van deze bijbel daardoor wel mogelijk werd in Emden, maar niet in de Nederlanden

Slide 28 - Tekstslide

De Groningse geleerde Rudolph Agricola (1444-1485) schreef over kunst:
“Bij beeldende kunst genieten we niet van wat we zien, maar van hoe het is weergegeven, omdat we daarin het talent van de kunstenaar herkennen.”
Leg uit dat deze opvatting over kunst past bij de renaissance en niet bij de middeleeuwen.

Slide 29 - Open vraag

Reformatie 2pt
De afspraak uit 1555 (bij de Vrede van Augsburg) was dat (volgens het
principe 'cuius regio, eius religio') de vorst in zijn eigen gebied de
godsdienstpolitiek bepaalde 
• De drukkers in Emden konden de bijbel wel drukken, omdat de vorst
van dat gebied blijkbaar het protestantisme toestond 
• De bijbel kon niet in de Nederlanden worden gedrukt, omdat (de
rooms-katholieke vorst) Filips II in de Nederlanden ketters streng
vervolgde / het protestantisme had verboden 

Slide 30 - Tekstslide

Exit-ticket
Beantwoord deze vraag op het blaadje:


Zet eerst je naam op het blaadje.
Schrijf 3 dingen op over tijdvak 5 die je hebt geleerd.
Schrijf 1 vraag op over iets van tijdvak 5 dat je nog niet zo goed begrijpt.

Slide 31 - Tekstslide

KA tv 5
18 Het begin van de Europese overzeese expansie
19 Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
20 De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid
21 De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
22 Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat




Slide 32 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 33 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 34 - Open vraag